Betekenis van:
passeren

passeren
Werkwoord
  • onbedoeld plaatshebben, zich voordoen
"er is heel wat gepasseerd sinds de vorige keer dat ik je zag"

Synoniemen

Hyponiemen

passeren
Werkwoord
  • overslaan bij een benoeming
"zich gepasseerd voelen"
"iemand bij een benoeming passeren"

Hyperoniemen

passeren
Werkwoord
  • voorbijgaan, voorbijsteken, inhalen
"Hij passeerde een aantal auto's en ging weer naar de rechterbaan."
passeren
Werkwoord
  • door een zeef laten gaan
"De saus wordt daarna nog even gepasseerd."
passeren
Werkwoord
  • langs iem. of iets gaan, passeren
"een tractor/fietser passeren"
"mogen passeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

passeren
Werkwoord
  • passeren
"een wet passeren"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het passeren van stroomscheidingsecties
  2. Het passeren van fasescheidingsecties
  3. PASSEREN VAN EEN MERKBAKEN
  4. Passeren van een merkbaken
  5. Het passeren van fasescheidingssecties
  6. Het passeren van systeemscheidingssecties
  7. Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;
  8. Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;
  9. elkaar tegemoetkomende treinen die elkaar op volle snelheid passeren;
  10. Voor het passeren van een systeemscheidingssecties bestaan twee mogelijkheden:
  11. De meetperiode moet van 1 seconde voor het passeren van de kop van de trein tot 10 seconden na het passeren van het sluitsein lopen.
  12. De meetperiode moet van 1 seconde voor het passeren van de kop van de trein tot 10 seconden na het passeren van het sluitsein lopen.
  13. Bij naderende tegenligger, spoorwegovergangen en het passeren van stations moeten de koplampen gedimd worden.)
  14. Vervolgens passeren de gassen een „barometrische demper” waar zij met omgevingslucht worden vermengd.
  15. zij worden/zijn(1), zonder via een markt te passeren, van het bedrijf van herkomst verzonden,