Betekenis van:
passeren
passeren
Werkwoord
- onbedoeld plaatshebben, zich voordoen
"er is heel wat gepasseerd sinds de vorige keer dat ik je zag"
Synoniemen
Hyponiemen
passeren
Werkwoord
- overslaan bij een benoeming
"zich gepasseerd voelen"
"iemand bij een benoeming passeren"
Hyperoniemen
passeren
Werkwoord
- voorbijgaan, voorbijsteken, inhalen
"Hij passeerde een aantal auto's en ging weer naar de rechterbaan."
passeren
Werkwoord
- door een zeef laten gaan
"De saus wordt daarna nog even gepasseerd."
passeren
Werkwoord
- langs iem. of iets gaan, passeren
"een tractor/fietser passeren"
"mogen passeren"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Het passeren van stroomscheidingsecties
- Het passeren van fasescheidingsecties
- PASSEREN VAN EEN MERKBAKEN
- Passeren van een merkbaken
- Het passeren van fasescheidingssecties
- Het passeren van systeemscheidingssecties
- Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;
- Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;
- elkaar tegemoetkomende treinen die elkaar op volle snelheid passeren;
- Voor het passeren van een systeemscheidingssecties bestaan twee mogelijkheden:
- De meetperiode moet van 1 seconde voor het passeren van de kop van de trein tot 10 seconden na het passeren van het sluitsein lopen.
- De meetperiode moet van 1 seconde voor het passeren van de kop van de trein tot 10 seconden na het passeren van het sluitsein lopen.
- Bij naderende tegenligger, spoorwegovergangen en het passeren van stations moeten de koplampen gedimd worden.)
- Vervolgens passeren de gassen een „barometrische demper” waar zij met omgevingslucht worden vermengd.
- zij worden/zijn(1), zonder via een markt te passeren, van het bedrijf van herkomst verzonden,