Vervoeging van pekelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pekel
  • jij pekelt
  • hij/zij/het pekelt
  • wij pekelen
  • jullie pekelen
  • zij pekelen

Present

  • I pickle
  • you pickle
  • he/she/it pickles
  • we pickle
  • you pickle
  • they pickle

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pekelde
  • jij pekelde
  • hij/zij/het pekelde
  • wij pekelden
  • jullie pekelden
  • zij pekelden

Simple past

  • I pickled
  • you pickled
  • he/she/it pickled
  • we pickled
  • you pickled
  • they pickled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepekeld
  • jij hebt gepekeld
  • hij/zij/het heeft gepekeld
  • wij hebben gepekeld
  • jullie hebben gepekeld
  • zij hebben gepekeld

Present perfect

  • I have pickled
  • you have pickled
  • he/she/it has pickled
  • we have pickled
  • you have pickled
  • they have pickled

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepekeld
  • jij had gepekeld
  • hij/zij/het had gepekeld
  • wij hadden gepekeld
  • jullie hadden gepekeld
  • zij hadden gepekeld

Past perfect

  • I had pickled
  • you had pickled
  • he/she/it had pickled
  • we had pickled
  • you had pickled
  • they had pickled

Toekomende tijd I

  • ik zal pekelen
  • jij zult pekelen
  • hij/zij/het zal pekelen
  • wij zullen pekelen
  • jullie zullen pekelen
  • zij zullen pekelen

Future

  • I will pickle
  • you will pickle
  • he/she/it will pickle
  • we will pickle
  • you will pickle
  • they will pickle

Toekomende tijd II

  • ik zal gepekeld hebben
  • jij zult gepekeld hebben
  • hij/zij/het zal gepekeld hebben
  • wij zullen gepekeld hebben
  • jullie zullen gepekeld hebben
  • zij zullen gepekeld hebben

Future perfect

  • I will have pickled
  • you will have pickled
  • he/she/it will have pickled
  • we will have pickled
  • you will have pickled
  • they will have pickled

Conditionalis I

  • ik zou pekelen
  • jij zou pekelen
  • hij/zij/het zou pekelen
  • wij zouden pekelen
  • jullie zouden pekelen
  • zij zouden pekelen

Conditional present

  • I would pickle
  • you would pickle
  • he/she/it would pickle
  • we would pickle
  • you would pickle
  • they would pickle

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepekeld
  • jij zou hebben gepekeld
  • hij/zij/het zou hebben gepekeld
  • wij zouden hebben gepekeld
  • jullie zouden hebben gepekeld
  • zij zouden hebben gepekeld

Conditional perfect

  • I would have pickled
  • you would have pickled
  • he/she/it would have pickled
  • we would have pickled
  • you would have pickled
  • they would have pickled

Imperatief

  • jij pekel
  • jullie pekelt

Imperative

  • you pickle
  • you pickle

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van pekelen