Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it permeates
  • they permeate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het doorschijnt
  • zij doorschijnen

Simple past

  • he/she/it permeated
  • they permeated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het doorscheen
  • zij doorschenen

Present perfect

  • he/she/it has permeated
  • they have permeated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft doorschenen
  • zij hebben doorschenen

Past perfect

  • he/she/it had permeated
  • they had permeated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had doorschenen
  • zij hadden doorschenen

Future

  • he/she/it will permeate
  • they will permeate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal doorschijnen
  • zij zult doorschijnen

Future perfect

  • he/she/it will have permeated
  • they will have permeated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal doorschenen hebben
  • zij zult doorschenen hebben

Conditional present

  • he/she/it would permeate
  • they would permeate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal doorschijnen
  • zij zullen doorschijnen

Conditional perfect

  • he/she/it would have permeated
  • they would have permeated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben doorschenen
  • zij zullen hebben doorschenen

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van permeate