Vervoeging van pity
Onbepaalde wijs (infinitief): to pity
Engels
Nederlands
Present
- I pity
- you pity
- he/she/it pities
- we pity
- you pity
- they pity
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deel
- jij deelt
- hij/zij/het deelt
- wij delen
- jullie delen
- zij delen
Simple past
- I pitied
- you pitied
- he/she/it pitied
- we pitied
- you pitied
- they pitied
Onvoltooid verleden tijd
- ik deelde
- jij deelde
- hij/zij/het deelde
- wij deelden
- jullie deelden
- zij deelden
Present perfect
- I have pitied
- you have pitied
- he/she/it has pitied
- we have pitied
- you have pitied
- they have pitied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeeld
- jij hebt gedeeld
- hij/zij/het heeft gedeeld
- wij hebben gedeeld
- jullie hebben gedeeld
- zij hebben gedeeld
Past perfect
- I had pitied
- you had pitied
- he/she/it had pitied
- we had pitied
- you had pitied
- they had pitied
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeeld
- jij had gedeeld
- hij/zij/het had gedeeld
- wij hadden gedeeld
- jullie hadden gedeeld
- zij hadden gedeeld
Future
- I will pity
- you will pity
- he/she/it will pity
- we will pity
- you will pity
- they will pity
Toekomende tijd I
- ik zal delen
- jij zult delen
- hij/zij/het zal delen
- wij zullen delen
- jullie zullen delen
- zij zullen delen
Future perfect
- I will have pitied
- you will have pitied
- he/she/it will have pitied
- we will have pitied
- you will have pitied
- they will have pitied
Toekomende tijd II
- ik zal gedeeld hebben
- jij zult gedeeld hebben
- hij/zij/het zal gedeeld hebben
- wij zullen gedeeld hebben
- jullie zullen gedeeld hebben
- zij zullen gedeeld hebben
Conditional present
- I would pity
- you would pity
- he/she/it would pity
- we would pity
- you would pity
- they would pity
Conditionalis I
- ik zou delen
- jij zou delen
- hij/zij/het zou delen
- wij zouden delen
- jullie zouden delen
- zij zouden delen
Conditional perfect
- I would have pitied
- you would have pitied
- he/she/it would have pitied
- we would have pitied
- you would have pitied
- they would have pitied
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeeld
- jij zou hebben gedeeld
- hij/zij/het zou hebben gedeeld
- wij zouden hebben gedeeld
- jullie zouden hebben gedeeld
- zij zouden hebben gedeeld
Imperative
- you pity
- you pity
Imperatief
- jij deel
- jullie deelt