Vertaling van delen

Inhoud:

Nederlands
Engels
delen, samen gebruiken {ww.}
to share 

wij delen
jullie delen
zij delen

we share
you share
they share
» meer vervoegingen van to share

Tom houdt er niet van om te delen.
Tom doesn't like to share.
Je moet je werk met anderen delen.
You must share your work with others.
delen {ww.}
to fraction
to divide

wij delen
jullie delen
zij delen

we fraction
you fraction
they fraction
» meer vervoegingen van to fraction

afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
to share 
to separate 
to divide 

wij delen
jullie delen
zij delen

we share
you share
they share
» meer vervoegingen van to share

Ik wil mijn kamer niet met Tom delen.
I don't want to share my room with Tom.
delen {ww.}
to share

wij delen
jullie delen
zij delen

we share
you share
they share
» meer vervoegingen van to share

delen, splitsen, scheiden {ww.}
to separate
Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
Can't you separate fantasy and reality from each other?
deel (mv. delen), deeltje, item, partikel, punt {zn.}
component
element 
entry 
flake 
fragment 
item 
particle
snippet 
band [m], deel (mv. delen) [o], boekdeel [o], volume {zn.}
volume 
tome
deel (mv. delen) [v], dorsvloer [m] {zn.}
threshing-floor
deel (mv. delen) [o] {zn.}
part 
deel (mv. delen) [o], aandeel [o], portie [v], rantsoen [o], taks [m] {zn.}
share 
helping
portion 
ration
deel (mv. delen), gedeelte, onderdeel, stuk, part {zn.}
part 
piece 
share 
component
portion 
deel (mv. delen) [o],  {zn.}
movement 
meeleven, meevoelen, deelnemen, delen {ww.}
to sympathize with
to pity
to condole with
to feel for
to compassionate

wij delen
jullie delen
zij delen

we pity
you pity
they pity
» meer vervoegingen van to pity

verdelen, distribueren, delen {ww.}
to share
to portion out
to deal
to divvy up
to apportion

wij delen
jullie delen
zij delen

we share
you share
they share
» meer vervoegingen van to share

dorsvloer, deel (mv. delen) {zn.}
threshing floor
vloerdeel, deel (mv. delen) {zn.}
floor board
floorboard
deel [o] (het ~), gedeelte [o] (het ~), part [o] (het ~), stukje, stuk [o] (het ~), hap [m] (de ~) {zn.}
part
portion
component part
constituent
component
Meer mensen wonen in het noordelijke gedeelte van de stad.
More people live in the northern part of the city.
Taiwan is geen deel van China.
Taiwan isn't part of China.
deel (mv. delen), boekdeel [o] (het ~), volumen {zn.}
volume
aandeel [o] (het ~), deel (mv. delen), part {zn.}
parcel
portion
share


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Je moet je werk met anderen delen.

You must share your work with others.

Grote delen van de oceaan zijn vervuild.

Large areas of the ocean are polluted.

Tom houdt er niet van om te delen.

Tom doesn't like to share.

Het geheel is meer dan de som der delen.

The whole is greater than the sum of the parts.

Ik wil mijn kamer niet met Tom delen.

I don't want to share my room with Tom.