Vervoeging van place
Onbepaalde wijs (infinitief): to place
Engels
Nederlands
Present
- I place
- you place
- he/she/it places
- we place
- you place
- they place
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik legitimeer
- jij legitimeert
- hij/zij/het legitimeert
- wij legitimeren
- jullie legitimeren
- zij legitimeren
Simple past
- I placed
- you placed
- he/she/it placed
- we placed
- you placed
- they placed
Onvoltooid verleden tijd
- ik legitimeerde
- jij legitimeerde
- hij/zij/het legitimeerde
- wij legitimeerden
- jullie legitimeerden
- zij legitimeerden
Present perfect
- I have placed
- you have placed
- he/she/it has placed
- we have placed
- you have placed
- they have placed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelegitimeerd
- jij hebt gelegitimeerd
- hij/zij/het heeft gelegitimeerd
- wij hebben gelegitimeerd
- jullie hebben gelegitimeerd
- zij hebben gelegitimeerd
Past perfect
- I had placed
- you had placed
- he/she/it had placed
- we had placed
- you had placed
- they had placed
Voltooid verleden tijd
- ik had gelegitimeerd
- jij had gelegitimeerd
- hij/zij/het had gelegitimeerd
- wij hadden gelegitimeerd
- jullie hadden gelegitimeerd
- zij hadden gelegitimeerd
Future
- I will place
- you will place
- he/she/it will place
- we will place
- you will place
- they will place
Toekomende tijd I
- ik zal legitimeren
- jij zult legitimeren
- hij/zij/het zal legitimeren
- wij zullen legitimeren
- jullie zullen legitimeren
- zij zullen legitimeren
Future perfect
- I will have placed
- you will have placed
- he/she/it will have placed
- we will have placed
- you will have placed
- they will have placed
Toekomende tijd II
- ik zal gelegitimeerd hebben
- jij zult gelegitimeerd hebben
- hij/zij/het zal gelegitimeerd hebben
- wij zullen gelegitimeerd hebben
- jullie zullen gelegitimeerd hebben
- zij zullen gelegitimeerd hebben
Conditional present
- I would place
- you would place
- he/she/it would place
- we would place
- you would place
- they would place
Conditionalis I
- ik zou legitimeren
- jij zou legitimeren
- hij/zij/het zou legitimeren
- wij zouden legitimeren
- jullie zouden legitimeren
- zij zouden legitimeren
Conditional perfect
- I would have placed
- you would have placed
- he/she/it would have placed
- we would have placed
- you would have placed
- they would have placed
Conditionalis II
- ik zou hebben gelegitimeerd
- jij zou hebben gelegitimeerd
- hij/zij/het zou hebben gelegitimeerd
- wij zouden hebben gelegitimeerd
- jullie zouden hebben gelegitimeerd
- zij zouden hebben gelegitimeerd
Imperative
- you place
- you place
Imperatief
- jij legitimeer
- jullie legitimeert