Vervoeging van plonzen

Vertaling: chapotear

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik plons
  • jij plonst
  • hij/zij/het plonst
  • wij plonzen
  • jullie plonzen
  • zij plonzen

Indicativo presente

  • yo chapoteo
  • chapoteas
  • él/ella chapotea
  • nosotros chapoteamos
  • vosotros chapoteáis
  • ellos/ellas chapotean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik plonsde
  • jij plonsde
  • hij/zij/het plonsde
  • wij plonsden
  • jullie plonsden
  • zij plonsden

Indefinido

  • yo chapoteé
  • chapoteaste
  • él/ella chapoteó
  • nosotros chapoteamos
  • vosotros chapoteasteis
  • ellos/ellas chapotearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geplonsd
  • jij hebt geplonsd
  • hij/zij/het heeft geplonsd
  • wij hebben geplonsd
  • jullie hebben geplonsd
  • zij hebben geplonsd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he chapoteado
  • has chapoteado
  • él/ella ha chapoteado
  • nosotros hemos chapoteado
  • vosotros habéis chapoteado
  • ellos/ellas han chapoteado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geplonsd
  • jij had geplonsd
  • hij/zij/het had geplonsd
  • wij hadden geplonsd
  • jullie hadden geplonsd
  • zij hadden geplonsd

Pluscuamperfecto

  • yo había chapoteado
  • habías chapoteado
  • él/ella había chapoteado
  • nosotros habíamos chapoteado
  • vosotros habíais chapoteado
  • ellos/ellas habían chapoteado

Toekomende tijd I

  • ik zal plonzen
  • jij zult plonzen
  • hij/zij/het zal plonzen
  • wij zullen plonzen
  • jullie zullen plonzen
  • zij zullen plonzen

Futuro I

  • yo chapotearé
  • chapotearás
  • él/ella chapoteará
  • nosotros chapotearemos
  • vosotros chapotearéis
  • ellos/ellas chapotearán

Toekomende tijd II

  • ik zal geplonsd hebben
  • jij zult geplonsd hebben
  • hij/zij/het zal geplonsd hebben
  • wij zullen geplonsd hebben
  • jullie zullen geplonsd hebben
  • zij zullen geplonsd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré chapoteado
  • habrás chapoteado
  • él/ella habrá chapoteado
  • nosotros habremos chapoteado
  • vosotros habréis chapoteado
  • ellos/ellas habrán chapoteado

Conditionalis I

  • ik zou plonzen
  • jij zou plonzen
  • hij/zij/het zou plonzen
  • wij zouden plonzen
  • jullie zouden plonzen
  • zij zouden plonzen

Condicional

  • yo chapotearía
  • chapotearías
  • él/ella chapotearía
  • nosotros chapotearíamos
  • vosotros chapotearíais
  • ellos/ellas chapotearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geplonsd
  • jij zou hebben geplonsd
  • hij/zij/het zou hebben geplonsd
  • wij zouden hebben geplonsd
  • jullie zouden hebben geplonsd
  • zij zouden hebben geplonsd

Condicional perfecto

  • yo habría chapoteado
  • habrías chapoteado
  • él/ella habría chapoteado
  • nosotros habríamos chapoteado
  • vosotros habríais chapoteado
  • ellos/ellas habrían chapoteado

Imperatief

  • jij plons
  • jullie plonst

Imperativo presente

  • chapotea
  • vosotros chapotead

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van plonzen