Vervoeging van pocheren

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik pocheer
    • jij pocheert
    • hij/zij/het pocheert
    • wij pocheren
    • jullie pocheren
    • zij pocheren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik pocheerde
    • jij pocheerde
    • hij/zij/het pocheerde
    • wij pocheerden
    • jullie pocheerden
    • zij pocheerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gepocheerd
    • jij hebt gepocheerd
    • hij/zij/het heeft gepocheerd
    • wij hebben gepocheerd
    • jullie hebben gepocheerd
    • zij hebben gepocheerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gepocheerd
    • jij had gepocheerd
    • hij/zij/het had gepocheerd
    • wij hadden gepocheerd
    • jullie hadden gepocheerd
    • zij hadden gepocheerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal pocheren
    • jij zult pocheren
    • hij/zij/het zal pocheren
    • wij zullen pocheren
    • jullie zullen pocheren
    • zij zullen pocheren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gepocheerd hebben
    • jij zult gepocheerd hebben
    • hij/zij/het zal gepocheerd hebben
    • wij zullen gepocheerd hebben
    • jullie zullen gepocheerd hebben
    • zij zullen gepocheerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou pocheren
    • jij zou pocheren
    • hij/zij/het zou pocheren
    • wij zouden pocheren
    • jullie zouden pocheren
    • zij zouden pocheren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gepocheerd
    • jij zou hebben gepocheerd
    • hij/zij/het zou hebben gepocheerd
    • wij zouden hebben gepocheerd
    • jullie zouden hebben gepocheerd
    • zij zouden hebben gepocheerd
  • Imperatief

    • jij pocheer
    • jullie pocheert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van pocheren