Vervoeging van poll
Onbepaalde wijs (infinitief): to poll
Engels
Nederlands
Present
- I poll
- you poll
- he/she/it polls
- we poll
- you poll
- they poll
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stem
- jij stemt
- hij/zij/het stemt
- wij stemmen
- jullie stemmen
- zij stemmen
Simple past
- I polled
- you polled
- he/she/it polled
- we polled
- you polled
- they polled
Onvoltooid verleden tijd
- ik stemde
- jij stemde
- hij/zij/het stemde
- wij stemden
- jullie stemden
- zij stemden
Present perfect
- I have polled
- you have polled
- he/she/it has polled
- we have polled
- you have polled
- they have polled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestemd
- jij hebt gestemd
- hij/zij/het heeft gestemd
- wij hebben gestemd
- jullie hebben gestemd
- zij hebben gestemd
Past perfect
- I had polled
- you had polled
- he/she/it had polled
- we had polled
- you had polled
- they had polled
Voltooid verleden tijd
- ik had gestemd
- jij had gestemd
- hij/zij/het had gestemd
- wij hadden gestemd
- jullie hadden gestemd
- zij hadden gestemd
Future
- I will poll
- you will poll
- he/she/it will poll
- we will poll
- you will poll
- they will poll
Toekomende tijd I
- ik zal stemmen
- jij zult stemmen
- hij/zij/het zal stemmen
- wij zullen stemmen
- jullie zullen stemmen
- zij zullen stemmen
Future perfect
- I will have polled
- you will have polled
- he/she/it will have polled
- we will have polled
- you will have polled
- they will have polled
Toekomende tijd II
- ik zal gestemd hebben
- jij zult gestemd hebben
- hij/zij/het zal gestemd hebben
- wij zullen gestemd hebben
- jullie zullen gestemd hebben
- zij zullen gestemd hebben
Conditional present
- I would poll
- you would poll
- he/she/it would poll
- we would poll
- you would poll
- they would poll
Conditionalis I
- ik zou stemmen
- jij zou stemmen
- hij/zij/het zou stemmen
- wij zouden stemmen
- jullie zouden stemmen
- zij zouden stemmen
Conditional perfect
- I would have polled
- you would have polled
- he/she/it would have polled
- we would have polled
- you would have polled
- they would have polled
Conditionalis II
- ik zou hebben gestemd
- jij zou hebben gestemd
- hij/zij/het zou hebben gestemd
- wij zouden hebben gestemd
- jullie zouden hebben gestemd
- zij zouden hebben gestemd
Imperative
- you poll
- you poll
Imperatief
- jij stem
- jullie stemt