Vervoeging van promote
Onbepaalde wijs (infinitief): to promote
Engels
Nederlands
Present
- I promote
- you promote
- he/she/it promotes
- we promote
- you promote
- they promote
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik adverteer
- jij adverteert
- hij/zij/het adverteert
- wij adverteren
- jullie adverteren
- zij adverteren
Simple past
- I promoted
- you promoted
- he/she/it promoted
- we promoted
- you promoted
- they promoted
Onvoltooid verleden tijd
- ik adverteerde
- jij adverteerde
- hij/zij/het adverteerde
- wij adverteerden
- jullie adverteerden
- zij adverteerden
Present perfect
- I have promoted
- you have promoted
- he/she/it has promoted
- we have promoted
- you have promoted
- they have promoted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geadverteerd
- jij hebt geadverteerd
- hij/zij/het heeft geadverteerd
- wij hebben geadverteerd
- jullie hebben geadverteerd
- zij hebben geadverteerd
Past perfect
- I had promoted
- you had promoted
- he/she/it had promoted
- we had promoted
- you had promoted
- they had promoted
Voltooid verleden tijd
- ik had geadverteerd
- jij had geadverteerd
- hij/zij/het had geadverteerd
- wij hadden geadverteerd
- jullie hadden geadverteerd
- zij hadden geadverteerd
Future
- I will promote
- you will promote
- he/she/it will promote
- we will promote
- you will promote
- they will promote
Toekomende tijd I
- ik zal adverteren
- jij zult adverteren
- hij/zij/het zal adverteren
- wij zullen adverteren
- jullie zullen adverteren
- zij zullen adverteren
Future perfect
- I will have promoted
- you will have promoted
- he/she/it will have promoted
- we will have promoted
- you will have promoted
- they will have promoted
Toekomende tijd II
- ik zal geadverteerd hebben
- jij zult geadverteerd hebben
- hij/zij/het zal geadverteerd hebben
- wij zullen geadverteerd hebben
- jullie zullen geadverteerd hebben
- zij zullen geadverteerd hebben
Conditional present
- I would promote
- you would promote
- he/she/it would promote
- we would promote
- you would promote
- they would promote
Conditionalis I
- ik zou adverteren
- jij zou adverteren
- hij/zij/het zou adverteren
- wij zouden adverteren
- jullie zouden adverteren
- zij zouden adverteren
Conditional perfect
- I would have promoted
- you would have promoted
- he/she/it would have promoted
- we would have promoted
- you would have promoted
- they would have promoted
Conditionalis II
- ik zou hebben geadverteerd
- jij zou hebben geadverteerd
- hij/zij/het zou hebben geadverteerd
- wij zouden hebben geadverteerd
- jullie zouden hebben geadverteerd
- zij zouden hebben geadverteerd
Imperative
- you promote
- you promote
Imperatief
- jij adverteer
- jullie adverteert