Vervoeging van radbraken

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik radbraak
    • jij radbraakt
    • hij/zij/het radbraakt
    • wij radbraken
    • jullie radbraken
    • zij radbraken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik radbraakte
    • jij radbraakte
    • hij/zij/het radbraakte
    • wij radbraakten
    • jullie radbraakten
    • zij radbraakten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geradbraakt
    • jij hebt geradbraakt
    • hij/zij/het heeft geradbraakt
    • wij hebben geradbraakt
    • jullie hebben geradbraakt
    • zij hebben geradbraakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geradbraakt
    • jij had geradbraakt
    • hij/zij/het had geradbraakt
    • wij hadden geradbraakt
    • jullie hadden geradbraakt
    • zij hadden geradbraakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal radbraken
    • jij zult radbraken
    • hij/zij/het zal radbraken
    • wij zullen radbraken
    • jullie zullen radbraken
    • zij zullen radbraken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geradbraakt hebben
    • jij zult geradbraakt hebben
    • hij/zij/het zal geradbraakt hebben
    • wij zullen geradbraakt hebben
    • jullie zullen geradbraakt hebben
    • zij zullen geradbraakt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou radbraken
    • jij zou radbraken
    • hij/zij/het zou radbraken
    • wij zouden radbraken
    • jullie zouden radbraken
    • zij zouden radbraken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geradbraakt
    • jij zou hebben geradbraakt
    • hij/zij/het zou hebben geradbraakt
    • wij zouden hebben geradbraakt
    • jullie zouden hebben geradbraakt
    • zij zouden hebben geradbraakt
  • Imperatief

    • jij radbraak
    • jullie radbraakt