Vervoeging van refer
Onbepaalde wijs (infinitief): to refer
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it refers
- they refer
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het belangt aan
- zij belangen aan
Simple past
- he/she/it referred
- they referred
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het belangde aan
- zij belangden aan
Present perfect
- he/she/it has referred
- they have referred
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aanbelangd
- zij hebben aanbelangd
Past perfect
- he/she/it had referred
- they had referred
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aanbelangd
- zij hadden aanbelangd
Future
- he/she/it will refer
- they will refer
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zult aanbelangen
Future perfect
- he/she/it will have referred
- they will have referred
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aanbelangd hebben
- zij zult aanbelangd hebben
Conditional present
- he/she/it would refer
- they would refer
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zullen aanbelangen
Conditional perfect
- he/she/it would have referred
- they would have referred
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aanbelangd
- zij zullen hebben aanbelangd