Vervoeging van regelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik regel
- jij regelt
- hij/zij/het regelt
- wij regelen
- jullie regelen
- zij regelen
Present
- I sort
- you sort
- he/she/it sorts
- we sort
- you sort
- they sort
Onvoltooid verleden tijd
- ik regelde
- jij regelde
- hij/zij/het regelde
- wij regelden
- jullie regelden
- zij regelden
Simple past
- I sorted
- you sorted
- he/she/it sorted
- we sorted
- you sorted
- they sorted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geregeld
- jij hebt geregeld
- hij/zij/het heeft geregeld
- wij hebben geregeld
- jullie hebben geregeld
- zij hebben geregeld
Present perfect
- I have sorted
- you have sorted
- he/she/it has sorted
- we have sorted
- you have sorted
- they have sorted
Voltooid verleden tijd
- ik had geregeld
- jij had geregeld
- hij/zij/het had geregeld
- wij hadden geregeld
- jullie hadden geregeld
- zij hadden geregeld
Past perfect
- I had sorted
- you had sorted
- he/she/it had sorted
- we had sorted
- you had sorted
- they had sorted
Toekomende tijd I
- ik zal regelen
- jij zult regelen
- hij/zij/het zal regelen
- wij zullen regelen
- jullie zullen regelen
- zij zullen regelen
Future
- I will sort
- you will sort
- he/she/it will sort
- we will sort
- you will sort
- they will sort
Toekomende tijd II
- ik zal geregeld hebben
- jij zult geregeld hebben
- hij/zij/het zal geregeld hebben
- wij zullen geregeld hebben
- jullie zullen geregeld hebben
- zij zullen geregeld hebben
Future perfect
- I will have sorted
- you will have sorted
- he/she/it will have sorted
- we will have sorted
- you will have sorted
- they will have sorted
Conditionalis I
- ik zou regelen
- jij zou regelen
- hij/zij/het zou regelen
- wij zouden regelen
- jullie zouden regelen
- zij zouden regelen
Conditional present
- I would sort
- you would sort
- he/she/it would sort
- we would sort
- you would sort
- they would sort
Conditionalis II
- ik zou hebben geregeld
- jij zou hebben geregeld
- hij/zij/het zou hebben geregeld
- wij zouden hebben geregeld
- jullie zouden hebben geregeld
- zij zouden hebben geregeld
Conditional perfect
- I would have sorted
- you would have sorted
- he/she/it would have sorted
- we would have sorted
- you would have sorted
- they would have sorted
Imperatief
- jij regel
- jullie regelt
Imperative
- you sort
- you sort