Vervoeging van regelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik regel
- jij regelt
- hij/zij/het regelt
- wij regelen
- jullie regelen
- zij regelen
Présent
- j'accommode
- tu accommodes
- il/elle accommode
- nous accommodons
- vous accommodez
- ils/elles accommodent
Onvoltooid verleden tijd
- ik regelde
- jij regelde
- hij/zij/het regelde
- wij regelden
- jullie regelden
- zij regelden
Indicatif imparfait
- j'accommodais
- tu accommodais
- il/elle accommodait
- nous accommodions
- vous accommodiez
- ils/elles accommodaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geregeld
- jij hebt geregeld
- hij/zij/het heeft geregeld
- wij hebben geregeld
- jullie hebben geregeld
- zij hebben geregeld
Indicatif passé composé
- j'ai accommodé
- tu as accommodé
- il/elle a accommodé
- nous avons accommodé
- vous avez accommodé
- ils/elles ont accommodé
Voltooid verleden tijd
- ik had geregeld
- jij had geregeld
- hij/zij/het had geregeld
- wij hadden geregeld
- jullie hadden geregeld
- zij hadden geregeld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais accommodé
- tu avais accommodé
- il/elle avait accommodé
- nous avions accommodé
- vous aviez accommodé
- ils/elles avaient accommodé
Toekomende tijd I
- ik zal regelen
- jij zult regelen
- hij/zij/het zal regelen
- wij zullen regelen
- jullie zullen regelen
- zij zullen regelen
Indicatif futur
- j'accommoderai
- tu accommoderas
- il/elle accommodera
- nous accommoderons
- vous accommoderez
- ils/elles accommoderont
Toekomende tijd II
- ik zal geregeld hebben
- jij zult geregeld hebben
- hij/zij/het zal geregeld hebben
- wij zullen geregeld hebben
- jullie zullen geregeld hebben
- zij zullen geregeld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai accommodé
- tu auras accommodé
- il/elle aura accommodé
- nous aurons accommodé
- vous aurez accommodé
- ils/elles auront accommodé
Conditionalis I
- ik zou regelen
- jij zou regelen
- hij/zij/het zou regelen
- wij zouden regelen
- jullie zouden regelen
- zij zouden regelen
Conditionnel présent
- j'accommoderais
- tu accommoderais
- il/elle accommoderait
- nous accommoderions
- vous accommoderiez
- ils/elles accommoderaient
Conditionalis II
- ik zou hebben geregeld
- jij zou hebben geregeld
- hij/zij/het zou hebben geregeld
- wij zouden hebben geregeld
- jullie zouden hebben geregeld
- zij zouden hebben geregeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais accommodé
- tu aurais accommodé
- il/elle aurait accommodé
- nous aurions accommodé
- vous auriez accommodé
- ils/elles auraient accommodé
Imperatief
- jij regel
- jullie regelt
Impératif
- tu accommode
- vous accommodez