Vervoeging van revenge

Engels

Nederlands

Present

  • I revenge
  • you revenge
  • he/she/it revenges
  • we revenge
  • you revenge
  • they revenge

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wreek
  • jij wreekt
  • hij/zij/het wreekt
  • wij wreken
  • jullie wreken
  • zij wreken

Simple past

  • I revenged
  • you revenged
  • he/she/it revenged
  • we revenged
  • you revenged
  • they revenged

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wreekte
  • jij wreekte
  • hij/zij/het wreekte
  • wij wreekten
  • jullie wreekten
  • zij wreekten

Present perfect

  • I have revenged
  • you have revenged
  • he/she/it has revenged
  • we have revenged
  • you have revenged
  • they have revenged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewroken
  • jij hebt gewroken
  • hij/zij/het heeft gewroken
  • wij hebben gewroken
  • jullie hebben gewroken
  • zij hebben gewroken

Past perfect

  • I had revenged
  • you had revenged
  • he/she/it had revenged
  • we had revenged
  • you had revenged
  • they had revenged

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewroken
  • jij had gewroken
  • hij/zij/het had gewroken
  • wij hadden gewroken
  • jullie hadden gewroken
  • zij hadden gewroken

Future

  • I will revenge
  • you will revenge
  • he/she/it will revenge
  • we will revenge
  • you will revenge
  • they will revenge

Toekomende tijd I

  • ik zal wreken
  • jij zult wreken
  • hij/zij/het zal wreken
  • wij zullen wreken
  • jullie zullen wreken
  • zij zullen wreken

Future perfect

  • I will have revenged
  • you will have revenged
  • he/she/it will have revenged
  • we will have revenged
  • you will have revenged
  • they will have revenged

Toekomende tijd II

  • ik zal gewroken hebben
  • jij zult gewroken hebben
  • hij/zij/het zal gewroken hebben
  • wij zullen gewroken hebben
  • jullie zullen gewroken hebben
  • zij zullen gewroken hebben

Conditional present

  • I would revenge
  • you would revenge
  • he/she/it would revenge
  • we would revenge
  • you would revenge
  • they would revenge

Conditionalis I

  • ik zou wreken
  • jij zou wreken
  • hij/zij/het zou wreken
  • wij zouden wreken
  • jullie zouden wreken
  • zij zouden wreken

Conditional perfect

  • I would have revenged
  • you would have revenged
  • he/she/it would have revenged
  • we would have revenged
  • you would have revenged
  • they would have revenged

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewroken
  • jij zou hebben gewroken
  • hij/zij/het zou hebben gewroken
  • wij zouden hebben gewroken
  • jullie zouden hebben gewroken
  • zij zouden hebben gewroken

Imperative

  • you revenge
  • you revenge

Imperatief

  • jij wreek
  • jullie wreekt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van revenge