Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it roars
  • they roar

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het hinnikt
  • zij hinniken

Simple past

  • he/she/it roared
  • they roared

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het hinnikte
  • zij hinnikten

Present perfect

  • he/she/it has roared
  • they have roared

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gehinnikt
  • zij hebben gehinnikt

Past perfect

  • he/she/it had roared
  • they had roared

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gehinnikt
  • zij hadden gehinnikt

Future

  • he/she/it will roar
  • they will roar

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal hinniken
  • zij zult hinniken

Future perfect

  • he/she/it will have roared
  • they will have roared

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gehinnikt hebben
  • zij zult gehinnikt hebben

Conditional present

  • he/she/it would roar
  • they would roar

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal hinniken
  • zij zullen hinniken

Conditional perfect

  • he/she/it would have roared
  • they would have roared

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gehinnikt
  • zij zullen hebben gehinnikt

Verwijzingen

Bekijk 12 definitie(s) van roar