Vervoeging van schaduwen

Vertaling: sombrear

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schaduw
  • jij schaduwt
  • hij/zij/het schaduwt
  • wij schaduwen
  • jullie schaduwen
  • zij schaduwen

Indicativo presente

  • yo sombreo
  • sombreas
  • él/ella sombrea
  • nosotros sombreamos
  • vosotros sombreáis
  • ellos/ellas sombrean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schaduwde
  • jij schaduwde
  • hij/zij/het schaduwde
  • wij schaduwden
  • jullie schaduwden
  • zij schaduwden

Indefinido

  • yo sombreé
  • sombreaste
  • él/ella sombreó
  • nosotros sombreamos
  • vosotros sombreasteis
  • ellos/ellas sombrearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschaduwd
  • jij hebt geschaduwd
  • hij/zij/het heeft geschaduwd
  • wij hebben geschaduwd
  • jullie hebben geschaduwd
  • zij hebben geschaduwd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he sombreado
  • has sombreado
  • él/ella ha sombreado
  • nosotros hemos sombreado
  • vosotros habéis sombreado
  • ellos/ellas han sombreado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschaduwd
  • jij had geschaduwd
  • hij/zij/het had geschaduwd
  • wij hadden geschaduwd
  • jullie hadden geschaduwd
  • zij hadden geschaduwd

Pluscuamperfecto

  • yo había sombreado
  • habías sombreado
  • él/ella había sombreado
  • nosotros habíamos sombreado
  • vosotros habíais sombreado
  • ellos/ellas habían sombreado

Toekomende tijd I

  • ik zal schaduwen
  • jij zult schaduwen
  • hij/zij/het zal schaduwen
  • wij zullen schaduwen
  • jullie zullen schaduwen
  • zij zullen schaduwen

Futuro I

  • yo sombrearé
  • sombrearás
  • él/ella sombreará
  • nosotros sombrearemos
  • vosotros sombrearéis
  • ellos/ellas sombrearán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschaduwd hebben
  • jij zult geschaduwd hebben
  • hij/zij/het zal geschaduwd hebben
  • wij zullen geschaduwd hebben
  • jullie zullen geschaduwd hebben
  • zij zullen geschaduwd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré sombreado
  • habrás sombreado
  • él/ella habrá sombreado
  • nosotros habremos sombreado
  • vosotros habréis sombreado
  • ellos/ellas habrán sombreado

Conditionalis I

  • ik zou schaduwen
  • jij zou schaduwen
  • hij/zij/het zou schaduwen
  • wij zouden schaduwen
  • jullie zouden schaduwen
  • zij zouden schaduwen

Condicional

  • yo sombrearía
  • sombrearías
  • él/ella sombrearía
  • nosotros sombrearíamos
  • vosotros sombrearíais
  • ellos/ellas sombrearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschaduwd
  • jij zou hebben geschaduwd
  • hij/zij/het zou hebben geschaduwd
  • wij zouden hebben geschaduwd
  • jullie zouden hebben geschaduwd
  • zij zouden hebben geschaduwd

Condicional perfecto

  • yo habría sombreado
  • habrías sombreado
  • él/ella habría sombreado
  • nosotros habríamos sombreado
  • vosotros habríais sombreado
  • ellos/ellas habrían sombreado

Imperatief

  • jij schaduw
  • jullie schaduwt

Imperativo presente

  • sombrea
  • vosotros sombread

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schaduwen