Vervoeging van scheppen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schep
  • jij schept
  • hij/zij/het schept
  • wij scheppen
  • jullie scheppen
  • zij scheppen

Präsens Indikativ

  • ich entnehme
  • du entnimmst
  • er/sie/es entnimmt
  • wir entnehmen
  • ihr entnehmt
  • sie entnehmen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schepte
  • jij schepte
  • hij/zij/het schepte
  • wij schepten
  • jullie schepten
  • zij schepten

Präteritum Indikativ

  • ich entnahm
  • du entnahmst
  • er/sie/es entnahm
  • wir entnahmen
  • ihr entnahmt
  • sie entnahmen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschept
  • jij hebt geschept
  • hij/zij/het heeft geschept
  • wij hebben geschept
  • jullie hebben geschept
  • zij hebben geschept

Perfekt Indikativ

  • ich habe entnommen
  • du hast entnommen
  • er/sie/es hat entnommen
  • wir haben entnommen
  • ihr habt entnommen
  • sie haben entnommen

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschept
  • jij had geschept
  • hij/zij/het had geschept
  • wij hadden geschept
  • jullie hadden geschept
  • zij hadden geschept

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte entnommen
  • du hattest entnommen
  • er/sie/es hatte entnommen
  • wir hatten entnommen
  • ihr hattet entnommen
  • sie hatten entnommen

Toekomende tijd I

  • ik zal scheppen
  • jij zult scheppen
  • hij/zij/het zal scheppen
  • wij zullen scheppen
  • jullie zullen scheppen
  • zij zullen scheppen

Futur I Indikativ

  • ich werde entnehmen
  • du wirst entnehmen
  • er/sie/es wird entnehmen
  • wir werden entnehmen
  • ihr werdet entnehmen
  • sie werden entnehmen

Toekomende tijd II

  • ik zal geschept hebben
  • jij zult geschept hebben
  • hij/zij/het zal geschept hebben
  • wij zullen geschept hebben
  • jullie zullen geschept hebben
  • zij zullen geschept hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde entnommen haben
  • du wirst entnommen haben
  • er/sie/es wird entnommen haben
  • wir werden entnommen haben
  • ihr werdet entnommen haben
  • sie werden entnommen haben

Conditionalis I

  • ik zou scheppen
  • jij zou scheppen
  • hij/zij/het zou scheppen
  • wij zouden scheppen
  • jullie zouden scheppen
  • zij zouden scheppen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde entnehmen
  • du würdest entnehmen
  • er/sie/es würde entnehmen
  • wir würden entnehmen
  • ihr würdet entnehmen
  • sie würden entnehmen

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschept
  • jij zou hebben geschept
  • hij/zij/het zou hebben geschept
  • wij zouden hebben geschept
  • jullie zouden hebben geschept
  • zij zouden hebben geschept

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde entnommen haben
  • du würdest entnommen haben
  • er/sie/es würde entnommen haben
  • wir würden entnommen haben
  • ihr würdet entnommen haben
  • sie würden entnommen haben

Imperatief

  • jij schep
  • jullie schept

Imperativ

  • du entnimm
  • ihr entnehmt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van scheppen