Vervoeging van schudden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schud
  • jij schudt
  • hij/zij/het schudt
  • wij schudden
  • jullie schudden
  • zij schudden

Indicativo presente

  • yo agito
  • agitas
  • él/ella agita
  • nosotros agitamos
  • vosotros agitáis
  • ellos/ellas agitan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schudde
  • jij schudde
  • hij/zij/het schudde
  • wij schudden
  • jullie schudden
  • zij schudden

Indefinido

  • yo agité
  • agitaste
  • él/ella agitó
  • nosotros agitamos
  • vosotros agitasteis
  • ellos/ellas agitaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschud
  • jij hebt geschud
  • hij/zij/het heeft geschud
  • wij hebben geschud
  • jullie hebben geschud
  • zij hebben geschud

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he agitado
  • has agitado
  • él/ella ha agitado
  • nosotros hemos agitado
  • vosotros habéis agitado
  • ellos/ellas han agitado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschud
  • jij had geschud
  • hij/zij/het had geschud
  • wij hadden geschud
  • jullie hadden geschud
  • zij hadden geschud

Pluscuamperfecto

  • yo había agitado
  • habías agitado
  • él/ella había agitado
  • nosotros habíamos agitado
  • vosotros habíais agitado
  • ellos/ellas habían agitado

Toekomende tijd I

  • ik zal schudden
  • jij zult schudden
  • hij/zij/het zal schudden
  • wij zullen schudden
  • jullie zullen schudden
  • zij zullen schudden

Futuro I

  • yo agitaré
  • agitarás
  • él/ella agitará
  • nosotros agitaremos
  • vosotros agitaréis
  • ellos/ellas agitarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschud hebben
  • jij zult geschud hebben
  • hij/zij/het zal geschud hebben
  • wij zullen geschud hebben
  • jullie zullen geschud hebben
  • zij zullen geschud hebben

Futuro perfecto

  • yo habré agitado
  • habrás agitado
  • él/ella habrá agitado
  • nosotros habremos agitado
  • vosotros habréis agitado
  • ellos/ellas habrán agitado

Conditionalis I

  • ik zou schudden
  • jij zou schudden
  • hij/zij/het zou schudden
  • wij zouden schudden
  • jullie zouden schudden
  • zij zouden schudden

Condicional

  • yo agitaría
  • agitarías
  • él/ella agitaría
  • nosotros agitaríamos
  • vosotros agitaríais
  • ellos/ellas agitarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschud
  • jij zou hebben geschud
  • hij/zij/het zou hebben geschud
  • wij zouden hebben geschud
  • jullie zouden hebben geschud
  • zij zouden hebben geschud

Condicional perfecto

  • yo habría agitado
  • habrías agitado
  • él/ella habría agitado
  • nosotros habríamos agitado
  • vosotros habríais agitado
  • ellos/ellas habrían agitado

Imperatief

  • jij schud
  • jullie schudt

Imperativo presente

  • agita
  • vosotros agitad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schudden