Vervoeging van serveren

Vertaling: servir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik serveer
  • jij serveert
  • hij/zij/het serveert
  • wij serveren
  • jullie serveren
  • zij serveren

Indicativo presente

  • yo sirvo
  • sirves
  • él/ella sirve
  • nosotros servimos
  • vosotros servís
  • ellos/ellas sirven

Onvoltooid verleden tijd

  • ik serveerde
  • jij serveerde
  • hij/zij/het serveerde
  • wij serveerden
  • jullie serveerden
  • zij serveerden

Indefinido

  • yo serví
  • serviste
  • él/ella sirvió
  • nosotros servimos
  • vosotros servisteis
  • ellos/ellas sirvieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geserveerd
  • jij hebt geserveerd
  • hij/zij/het heeft geserveerd
  • wij hebben geserveerd
  • jullie hebben geserveerd
  • zij hebben geserveerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he servido
  • has servido
  • él/ella ha servido
  • nosotros hemos servido
  • vosotros habéis servido
  • ellos/ellas han servido

Voltooid verleden tijd

  • ik had geserveerd
  • jij had geserveerd
  • hij/zij/het had geserveerd
  • wij hadden geserveerd
  • jullie hadden geserveerd
  • zij hadden geserveerd

Pluscuamperfecto

  • yo había servido
  • habías servido
  • él/ella había servido
  • nosotros habíamos servido
  • vosotros habíais servido
  • ellos/ellas habían servido

Toekomende tijd I

  • ik zal serveren
  • jij zult serveren
  • hij/zij/het zal serveren
  • wij zullen serveren
  • jullie zullen serveren
  • zij zullen serveren

Futuro I

  • yo serviré
  • servirás
  • él/ella servirá
  • nosotros serviremos
  • vosotros serviréis
  • ellos/ellas servirán

Toekomende tijd II

  • ik zal geserveerd hebben
  • jij zult geserveerd hebben
  • hij/zij/het zal geserveerd hebben
  • wij zullen geserveerd hebben
  • jullie zullen geserveerd hebben
  • zij zullen geserveerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré servido
  • habrás servido
  • él/ella habrá servido
  • nosotros habremos servido
  • vosotros habréis servido
  • ellos/ellas habrán servido

Conditionalis I

  • ik zou serveren
  • jij zou serveren
  • hij/zij/het zou serveren
  • wij zouden serveren
  • jullie zouden serveren
  • zij zouden serveren

Condicional

  • yo serviría
  • servirías
  • él/ella serviría
  • nosotros serviríamos
  • vosotros serviríais
  • ellos/ellas servirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geserveerd
  • jij zou hebben geserveerd
  • hij/zij/het zou hebben geserveerd
  • wij zouden hebben geserveerd
  • jullie zouden hebben geserveerd
  • zij zouden hebben geserveerd

Condicional perfecto

  • yo habría servido
  • habrías servido
  • él/ella habría servido
  • nosotros habríamos servido
  • vosotros habríais servido
  • ellos/ellas habrían servido

Imperatief

  • jij serveer
  • jullie serveert

Imperativo presente

  • sirve
  • vosotros servid

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van serveren