Vervoeging van sjoemelen

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sjoemel
    • jij sjoemelt
    • hij/zij/het sjoemelt
    • wij sjoemelen
    • jullie sjoemelen
    • zij sjoemelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sjoemelde
    • jij sjoemelde
    • hij/zij/het sjoemelde
    • wij sjoemelden
    • jullie sjoemelden
    • zij sjoemelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesjoemeld
    • jij hebt gesjoemeld
    • hij/zij/het heeft gesjoemeld
    • wij hebben gesjoemeld
    • jullie hebben gesjoemeld
    • zij hebben gesjoemeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesjoemeld
    • jij had gesjoemeld
    • hij/zij/het had gesjoemeld
    • wij hadden gesjoemeld
    • jullie hadden gesjoemeld
    • zij hadden gesjoemeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal sjoemelen
    • jij zult sjoemelen
    • hij/zij/het zal sjoemelen
    • wij zullen sjoemelen
    • jullie zullen sjoemelen
    • zij zullen sjoemelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesjoemeld hebben
    • jij zult gesjoemeld hebben
    • hij/zij/het zal gesjoemeld hebben
    • wij zullen gesjoemeld hebben
    • jullie zullen gesjoemeld hebben
    • zij zullen gesjoemeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou sjoemelen
    • jij zou sjoemelen
    • hij/zij/het zou sjoemelen
    • wij zouden sjoemelen
    • jullie zouden sjoemelen
    • zij zouden sjoemelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesjoemeld
    • jij zou hebben gesjoemeld
    • hij/zij/het zou hebben gesjoemeld
    • wij zouden hebben gesjoemeld
    • jullie zouden hebben gesjoemeld
    • zij zouden hebben gesjoemeld
  • Imperatief

    • jij sjoemel
    • jullie sjoemelt