Vervoeging van slagen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het slaagt
- zij slagen
Präsens Indikativ
- er/sie/es gelingt
- sie gelingen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het slaagde
- zij slaagden
Präteritum Indikativ
- er/sie/es gelang
- sie gelangen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geslaagd
- zij zijn geslaagd
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist gelungen
- sie sind gelungen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geslaagd
- zij waren geslaagd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war gelungen
- sie waren gelungen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal slagen
- zij zullen slagen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird gelingen
- sie werden gelingen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geslaagd zijn
- zij zullen geslaagd zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gelungen sein
- sie werden gelungen sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zou slagen
- zij zouden slagen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde gelingen
- sie würden gelingen
Conditionalis II
- hij/zij/het zou zijn geslaagd
- zij zouden zijn geslaagd
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gelungen sein
- sie würden gelungen sein