Vervoeging van smaken

Vertaling: goûter

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het smaakt
  • zij smaken

Présent

  • il/elle goûte
  • ils/elles goûtent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het smaakte
  • zij smaakten

Indicatif imparfait

  • il/elle goûtait
  • ils/elles goûtaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gesmaakt
  • zij hebben gesmaakt

Indicatif passé composé

  • il/elle a goûté
  • ils/elles ont goûté

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gesmaakt
  • zij hadden gesmaakt

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait goûté
  • ils/elles avaient goûté

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal smaken
  • zij zult smaken

Indicatif futur

  • il/elle goûtera
  • ils/elles goûteront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gesmaakt hebben
  • zij zult gesmaakt hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura goûté
  • ils/elles auront goûté

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal smaken
  • zij zullen smaken

Conditionnel présent

  • il/elle goûterait
  • ils/elles goûteraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gesmaakt
  • zij zullen hebben gesmaakt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait goûté
  • ils/elles auraient goûté