Vervoeging van smelten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smelt
- jij smelt
- hij/zij/het smelt
- wij smelten
- jullie smelten
- zij smelten
Indicativo presente
- yo derrito
- tú derrites
- él/ella derrite
- nosotros derretimos
- vosotros derretís
- ellos/ellas derriten
Onvoltooid verleden tijd
- ik smolt
- jij smolt
- hij/zij/het smolt
- wij smolten
- jullie smolten
- zij smolten
Indefinido
- yo derretí
- tú derretiste
- él/ella derritió
- nosotros derretimos
- vosotros derretisteis
- ellos/ellas derritieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesmolten
- jij hebt gesmolten
- hij/zij/het heeft gesmolten
- wij hebben gesmolten
- jullie hebben gesmolten
- zij hebben gesmolten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he derretido
- tú has derretido
- él/ella ha derretido
- nosotros hemos derretido
- vosotros habéis derretido
- ellos/ellas han derretido
Voltooid verleden tijd
- ik had gesmolten
- jij had gesmolten
- hij/zij/het had gesmolten
- wij hadden gesmolten
- jullie hadden gesmolten
- zij hadden gesmolten
Pluscuamperfecto
- yo había derretido
- tú habías derretido
- él/ella había derretido
- nosotros habíamos derretido
- vosotros habíais derretido
- ellos/ellas habían derretido
Toekomende tijd I
- ik zal smelten
- jij zult smelten
- hij/zij/het zal smelten
- wij zullen smelten
- jullie zullen smelten
- zij zullen smelten
Futuro I
- yo derretiré
- tú derretirás
- él/ella derretirá
- nosotros derretiremos
- vosotros derretiréis
- ellos/ellas derretirán
Toekomende tijd II
- ik zal gesmolten hebben
- jij zult gesmolten hebben
- hij/zij/het zal gesmolten hebben
- wij zullen gesmolten hebben
- jullie zullen gesmolten hebben
- zij zullen gesmolten hebben
Futuro perfecto
- yo habré derretido
- tú habrás derretido
- él/ella habrá derretido
- nosotros habremos derretido
- vosotros habréis derretido
- ellos/ellas habrán derretido
Conditionalis I
- ik zou smelten
- jij zou smelten
- hij/zij/het zou smelten
- wij zouden smelten
- jullie zouden smelten
- zij zouden smelten
Condicional
- yo derretiría
- tú derretirías
- él/ella derretiría
- nosotros derretiríamos
- vosotros derretiríais
- ellos/ellas derretirían
Conditionalis II
- ik zou hebben gesmolten
- jij zou hebben gesmolten
- hij/zij/het zou hebben gesmolten
- wij zouden hebben gesmolten
- jullie zouden hebben gesmolten
- zij zouden hebben gesmolten
Condicional perfecto
- yo habría derretido
- tú habrías derretido
- él/ella habría derretido
- nosotros habríamos derretido
- vosotros habríais derretido
- ellos/ellas habrían derretido
Imperatief
- jij smelt
- jullie smelt
Imperativo presente
- tú derrite
- vosotros derretid