Vervoeging van solderen

Vertaling: soldar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik soldeer
  • jij soldeert
  • hij/zij/het soldeert
  • wij solderen
  • jullie solderen
  • zij solderen

Indicativo presente

  • yo sueldo
  • sueldas
  • él/ella suelda
  • nosotros soldamos
  • vosotros soldáis
  • ellos/ellas sueldan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik soldeerde
  • jij soldeerde
  • hij/zij/het soldeerde
  • wij soldeerden
  • jullie soldeerden
  • zij soldeerden

Indefinido

  • yo soldé
  • soldaste
  • él/ella soldó
  • nosotros soldamos
  • vosotros soldasteis
  • ellos/ellas soldaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesoldeerd
  • jij hebt gesoldeerd
  • hij/zij/het heeft gesoldeerd
  • wij hebben gesoldeerd
  • jullie hebben gesoldeerd
  • zij hebben gesoldeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he soldado
  • has soldado
  • él/ella ha soldado
  • nosotros hemos soldado
  • vosotros habéis soldado
  • ellos/ellas han soldado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesoldeerd
  • jij had gesoldeerd
  • hij/zij/het had gesoldeerd
  • wij hadden gesoldeerd
  • jullie hadden gesoldeerd
  • zij hadden gesoldeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había soldado
  • habías soldado
  • él/ella había soldado
  • nosotros habíamos soldado
  • vosotros habíais soldado
  • ellos/ellas habían soldado

Toekomende tijd I

  • ik zal solderen
  • jij zult solderen
  • hij/zij/het zal solderen
  • wij zullen solderen
  • jullie zullen solderen
  • zij zullen solderen

Futuro I

  • yo soldaré
  • soldarás
  • él/ella soldará
  • nosotros soldaremos
  • vosotros soldaréis
  • ellos/ellas soldarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gesoldeerd hebben
  • jij zult gesoldeerd hebben
  • hij/zij/het zal gesoldeerd hebben
  • wij zullen gesoldeerd hebben
  • jullie zullen gesoldeerd hebben
  • zij zullen gesoldeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré soldado
  • habrás soldado
  • él/ella habrá soldado
  • nosotros habremos soldado
  • vosotros habréis soldado
  • ellos/ellas habrán soldado

Conditionalis I

  • ik zou solderen
  • jij zou solderen
  • hij/zij/het zou solderen
  • wij zouden solderen
  • jullie zouden solderen
  • zij zouden solderen

Condicional

  • yo soldaría
  • soldarías
  • él/ella soldaría
  • nosotros soldaríamos
  • vosotros soldaríais
  • ellos/ellas soldarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesoldeerd
  • jij zou hebben gesoldeerd
  • hij/zij/het zou hebben gesoldeerd
  • wij zouden hebben gesoldeerd
  • jullie zouden hebben gesoldeerd
  • zij zouden hebben gesoldeerd

Condicional perfecto

  • yo habría soldado
  • habrías soldado
  • él/ella habría soldado
  • nosotros habríamos soldado
  • vosotros habríais soldado
  • ellos/ellas habrían soldado

Imperatief

  • jij soldeer
  • jullie soldeert

Imperativo presente

  • suelda
  • vosotros soldad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van solderen