Vervoeging van spannen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik span
  • jij spant
  • hij/zij/het spant
  • wij spannen
  • jullie spannen
  • zij spannen

Présent

  • je remonte
  • tu remontes
  • il/elle remonte
  • nous remontons
  • vous remontez
  • ils/elles remontent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik spande
  • jij spande
  • hij/zij/het spande
  • wij spanden
  • jullie spanden
  • zij spanden

Indicatif imparfait

  • je remontais
  • tu remontais
  • il/elle remontait
  • nous remontions
  • vous remontiez
  • ils/elles remontaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gespannen
  • jij hebt gespannen
  • hij/zij/het heeft gespannen
  • wij hebben gespannen
  • jullie hebben gespannen
  • zij hebben gespannen

Indicatif passé composé

  • je suis remonté(e)
  • tu es remonté(e)
  • il/elle est remonté(e)
  • nous sommes remonté(e)s
  • vous êtes remonté(e)(s)
  • ils/elles sont remonté(e)s

Voltooid verleden tijd

  • ik had gespannen
  • jij had gespannen
  • hij/zij/het had gespannen
  • wij hadden gespannen
  • jullie hadden gespannen
  • zij hadden gespannen

Indicatif plus-que-parfait

  • je étais remonté(e)
  • tu étais remonté(e)
  • il/elle était remonté(e)
  • nous étions remonté(e)s
  • vous étiez remonté(e)(s)
  • ils/elles étaient remonté(e)s

Toekomende tijd I

  • ik zal spannen
  • jij zult spannen
  • hij/zij/het zal spannen
  • wij zullen spannen
  • jullie zullen spannen
  • zij zullen spannen

Indicatif futur

  • je remonterai
  • tu remonteras
  • il/elle remontera
  • nous remonterons
  • vous remonterez
  • ils/elles remonteront

Toekomende tijd II

  • ik zal gespannen hebben
  • jij zult gespannen hebben
  • hij/zij/het zal gespannen hebben
  • wij zullen gespannen hebben
  • jullie zullen gespannen hebben
  • zij zullen gespannen hebben

Indicatif futur antérieur

  • je serai remonté(e)
  • tu seras remonté(e)
  • il/elle sera remonté(e)
  • nous serons remonté(e)s
  • vous serez remonté(e)(s)
  • ils/elles seront remonté(e)s

Conditionalis I

  • ik zou spannen
  • jij zou spannen
  • hij/zij/het zou spannen
  • wij zouden spannen
  • jullie zouden spannen
  • zij zouden spannen

Conditionnel présent

  • je remonterais
  • tu remonterais
  • il/elle remonterait
  • nous remonterions
  • vous remonteriez
  • ils/elles remonteraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gespannen
  • jij zou hebben gespannen
  • hij/zij/het zou hebben gespannen
  • wij zouden hebben gespannen
  • jullie zouden hebben gespannen
  • zij zouden hebben gespannen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • je serais remonté(e)
  • tu serais remonté(e)
  • il/elle serait remonté(e)
  • nous serions remonté(e)s
  • vous seriez remonté(e)(s)
  • ils/elles seraient remonté(e)s

Imperatief

  • jij span
  • jullie spant

Impératif

  • tu remonte
  • vous remontez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van spannen