Vervoeging van stijven
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stijf
- jij stijft
- hij/zij/het stijft
- wij stijven
- jullie stijven
- zij stijven
Present
- I hearten
- you hearten
- he/she/it heartens
- we hearten
- you hearten
- they hearten
Onvoltooid verleden tijd
- ik stijfde
- jij stijfde
- hij/zij/het stijfde
- wij stijfden
- jullie stijfden
- zij stijfden
Simple past
- I heartened
- you heartened
- he/she/it heartened
- we heartened
- you heartened
- they heartened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestijfd
- jij hebt gestijfd
- hij/zij/het heeft gestijfd
- wij hebben gestijfd
- jullie hebben gestijfd
- zij hebben gestijfd
Present perfect
- I have heartened
- you have heartened
- he/she/it has heartened
- we have heartened
- you have heartened
- they have heartened
Voltooid verleden tijd
- ik had gestijfd
- jij had gestijfd
- hij/zij/het had gestijfd
- wij hadden gestijfd
- jullie hadden gestijfd
- zij hadden gestijfd
Past perfect
- I had heartened
- you had heartened
- he/she/it had heartened
- we had heartened
- you had heartened
- they had heartened
Toekomende tijd I
- ik zal stijven
- jij zult stijven
- hij/zij/het zal stijven
- wij zullen stijven
- jullie zullen stijven
- zij zullen stijven
Future
- I will hearten
- you will hearten
- he/she/it will hearten
- we will hearten
- you will hearten
- they will hearten
Toekomende tijd II
- ik zal gestijfd hebben
- jij zult gestijfd hebben
- hij/zij/het zal gestijfd hebben
- wij zullen gestijfd hebben
- jullie zullen gestijfd hebben
- zij zullen gestijfd hebben
Future perfect
- I will have heartened
- you will have heartened
- he/she/it will have heartened
- we will have heartened
- you will have heartened
- they will have heartened
Conditionalis I
- ik zou stijven
- jij zou stijven
- hij/zij/het zou stijven
- wij zouden stijven
- jullie zouden stijven
- zij zouden stijven
Conditional present
- I would hearten
- you would hearten
- he/she/it would hearten
- we would hearten
- you would hearten
- they would hearten
Conditionalis II
- ik zou hebben gestijfd
- jij zou hebben gestijfd
- hij/zij/het zou hebben gestijfd
- wij zouden hebben gestijfd
- jullie zouden hebben gestijfd
- zij zouden hebben gestijfd
Conditional perfect
- I would have heartened
- you would have heartened
- he/she/it would have heartened
- we would have heartened
- you would have heartened
- they would have heartened
Imperatief
- jij stijf
- jullie stijft
Imperative
- you hearten
- you hearten