Vervoeging van stijven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stijf
  • jij stijft
  • hij/zij/het stijft
  • wij stijven
  • jullie stijven
  • zij stijven

Present

  • I provide
  • you provide
  • he/she/it provides
  • we provide
  • you provide
  • they provide

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stijfde
  • jij stijfde
  • hij/zij/het stijfde
  • wij stijfden
  • jullie stijfden
  • zij stijfden

Simple past

  • I provided
  • you provided
  • he/she/it provided
  • we provided
  • you provided
  • they provided

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestijfd
  • jij hebt gestijfd
  • hij/zij/het heeft gestijfd
  • wij hebben gestijfd
  • jullie hebben gestijfd
  • zij hebben gestijfd

Present perfect

  • I have provided
  • you have provided
  • he/she/it has provided
  • we have provided
  • you have provided
  • they have provided

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestijfd
  • jij had gestijfd
  • hij/zij/het had gestijfd
  • wij hadden gestijfd
  • jullie hadden gestijfd
  • zij hadden gestijfd

Past perfect

  • I had provided
  • you had provided
  • he/she/it had provided
  • we had provided
  • you had provided
  • they had provided

Toekomende tijd I

  • ik zal stijven
  • jij zult stijven
  • hij/zij/het zal stijven
  • wij zullen stijven
  • jullie zullen stijven
  • zij zullen stijven

Future

  • I will provide
  • you will provide
  • he/she/it will provide
  • we will provide
  • you will provide
  • they will provide

Toekomende tijd II

  • ik zal gestijfd hebben
  • jij zult gestijfd hebben
  • hij/zij/het zal gestijfd hebben
  • wij zullen gestijfd hebben
  • jullie zullen gestijfd hebben
  • zij zullen gestijfd hebben

Future perfect

  • I will have provided
  • you will have provided
  • he/she/it will have provided
  • we will have provided
  • you will have provided
  • they will have provided

Conditionalis I

  • ik zou stijven
  • jij zou stijven
  • hij/zij/het zou stijven
  • wij zouden stijven
  • jullie zouden stijven
  • zij zouden stijven

Conditional present

  • I would provide
  • you would provide
  • he/she/it would provide
  • we would provide
  • you would provide
  • they would provide

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestijfd
  • jij zou hebben gestijfd
  • hij/zij/het zou hebben gestijfd
  • wij zouden hebben gestijfd
  • jullie zouden hebben gestijfd
  • zij zouden hebben gestijfd

Conditional perfect

  • I would have provided
  • you would have provided
  • he/she/it would have provided
  • we would have provided
  • you would have provided
  • they would have provided

Imperatief

  • jij stijf
  • jullie stijft

Imperative

  • you provide
  • you provide

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stijven