Vervoeging van stimuleren

Onbepaalde wijs (infinitief): stimuleren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stimuleer
  • jij stimuleert
  • hij/zij/het stimuleert
  • wij stimuleren
  • jullie stimuleren
  • zij stimuleren

Indicativo presente

  • yo estimulo
  • estimulas
  • él/ella estimula
  • nosotros estimulamos
  • vosotros estimuláis
  • ellos/ellas estimulan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stimuleerde
  • jij stimuleerde
  • hij/zij/het stimuleerde
  • wij stimuleerden
  • jullie stimuleerden
  • zij stimuleerden

Indefinido

  • yo estimulé
  • estimulaste
  • él/ella estimuló
  • nosotros estimulamos
  • vosotros estimulasteis
  • ellos/ellas estimularon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestimuleerd
  • jij hebt gestimuleerd
  • hij/zij/het heeft gestimuleerd
  • wij hebben gestimuleerd
  • jullie hebben gestimuleerd
  • zij hebben gestimuleerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he estimulado
  • has estimulado
  • él/ella ha estimulado
  • nosotros hemos estimulado
  • vosotros habéis estimulado
  • ellos/ellas han estimulado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestimuleerd
  • jij had gestimuleerd
  • hij/zij/het had gestimuleerd
  • wij hadden gestimuleerd
  • jullie hadden gestimuleerd
  • zij hadden gestimuleerd

Pluscuamperfecto

  • yo había estimulado
  • habías estimulado
  • él/ella había estimulado
  • nosotros habíamos estimulado
  • vosotros habíais estimulado
  • ellos/ellas habían estimulado

Toekomende tijd I

  • ik zal stimuleren
  • jij zult stimuleren
  • hij/zij/het zal stimuleren
  • wij zullen stimuleren
  • jullie zullen stimuleren
  • zij zullen stimuleren

Futuro I

  • yo estimularé
  • estimularás
  • él/ella estimulará
  • nosotros estimularemos
  • vosotros estimularéis
  • ellos/ellas estimularán

Toekomende tijd II

  • ik zal gestimuleerd hebben
  • jij zult gestimuleerd hebben
  • hij/zij/het zal gestimuleerd hebben
  • wij zullen gestimuleerd hebben
  • jullie zullen gestimuleerd hebben
  • zij zullen gestimuleerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré estimulado
  • habrás estimulado
  • él/ella habrá estimulado
  • nosotros habremos estimulado
  • vosotros habréis estimulado
  • ellos/ellas habrán estimulado

Conditionalis I

  • ik zou stimuleren
  • jij zou stimuleren
  • hij/zij/het zou stimuleren
  • wij zouden stimuleren
  • jullie zouden stimuleren
  • zij zouden stimuleren

Condicional

  • yo estimularía
  • estimularías
  • él/ella estimularía
  • nosotros estimularíamos
  • vosotros estimularíais
  • ellos/ellas estimularían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestimuleerd
  • jij zou hebben gestimuleerd
  • hij/zij/het zou hebben gestimuleerd
  • wij zouden hebben gestimuleerd
  • jullie zouden hebben gestimuleerd
  • zij zouden hebben gestimuleerd

Condicional perfecto

  • yo habría estimulado
  • habrías estimulado
  • él/ella habría estimulado
  • nosotros habríamos estimulado
  • vosotros habríais estimulado
  • ellos/ellas habrían estimulado

Imperatief

  • jij stimuleer
  • jullie stimuleert

Imperativo presente

  • estimula
  • vosotros estimulad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stimuleren