Vervoeging van stoten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stoot
  • jij stoot
  • hij/zij/het stoot
  • wij stoten
  • jullie stoten
  • zij stoten

Present

  • I attain
  • you attain
  • he/she/it attains
  • we attain
  • you attain
  • they attain

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stiet
  • jij stiet
  • hij/zij/het stiet
  • wij stieten
  • jullie stieten
  • zij stieten

Simple past

  • I attained
  • you attained
  • he/she/it attained
  • we attained
  • you attained
  • they attained

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestoten
  • jij hebt gestoten
  • hij/zij/het heeft gestoten
  • wij hebben gestoten
  • jullie hebben gestoten
  • zij hebben gestoten

Present perfect

  • I have attained
  • you have attained
  • he/she/it has attained
  • we have attained
  • you have attained
  • they have attained

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestoten
  • jij had gestoten
  • hij/zij/het had gestoten
  • wij hadden gestoten
  • jullie hadden gestoten
  • zij hadden gestoten

Past perfect

  • I had attained
  • you had attained
  • he/she/it had attained
  • we had attained
  • you had attained
  • they had attained

Toekomende tijd I

  • ik zal stoten
  • jij zult stoten
  • hij/zij/het zal stoten
  • wij zullen stoten
  • jullie zullen stoten
  • zij zullen stoten

Future

  • I will attain
  • you will attain
  • he/she/it will attain
  • we will attain
  • you will attain
  • they will attain

Toekomende tijd II

  • ik zal gestoten hebben
  • jij zult gestoten hebben
  • hij/zij/het zal gestoten hebben
  • wij zullen gestoten hebben
  • jullie zullen gestoten hebben
  • zij zullen gestoten hebben

Future perfect

  • I will have attained
  • you will have attained
  • he/she/it will have attained
  • we will have attained
  • you will have attained
  • they will have attained

Conditionalis I

  • ik zou stoten
  • jij zou stoten
  • hij/zij/het zou stoten
  • wij zouden stoten
  • jullie zouden stoten
  • zij zouden stoten

Conditional present

  • I would attain
  • you would attain
  • he/she/it would attain
  • we would attain
  • you would attain
  • they would attain

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestoten
  • jij zou hebben gestoten
  • hij/zij/het zou hebben gestoten
  • wij zouden hebben gestoten
  • jullie zouden hebben gestoten
  • zij zouden hebben gestoten

Conditional perfect

  • I would have attained
  • you would have attained
  • he/she/it would have attained
  • we would have attained
  • you would have attained
  • they would have attained

Imperatief

  • jij stoot
  • jullie stoot

Imperative

  • you attain
  • you attain

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van stoten