Vervoeging van suit
Onbepaalde wijs (infinitief): to suit
Engels
Nederlands
Present
- I suit
- you suit
- he/she/it suits
- we suit
- you suit
- they suit
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deug
- jij deugt
- hij/zij/het deugt
- wij deugen
- jullie deugen
- zij deugen
Simple past
- I suited
- you suited
- he/she/it suited
- we suited
- you suited
- they suited
Onvoltooid verleden tijd
- ik deugde
- jij deugde
- hij/zij/het deugde
- wij deugden
- jullie deugden
- zij deugden
Present perfect
- I have suited
- you have suited
- he/she/it has suited
- we have suited
- you have suited
- they have suited
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeugd
- jij hebt gedeugd
- hij/zij/het heeft gedeugd
- wij hebben gedeugd
- jullie hebben gedeugd
- zij hebben gedeugd
Past perfect
- I had suited
- you had suited
- he/she/it had suited
- we had suited
- you had suited
- they had suited
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeugd
- jij had gedeugd
- hij/zij/het had gedeugd
- wij hadden gedeugd
- jullie hadden gedeugd
- zij hadden gedeugd
Future
- I will suit
- you will suit
- he/she/it will suit
- we will suit
- you will suit
- they will suit
Toekomende tijd I
- ik zal deugen
- jij zult deugen
- hij/zij/het zal deugen
- wij zullen deugen
- jullie zullen deugen
- zij zullen deugen
Future perfect
- I will have suited
- you will have suited
- he/she/it will have suited
- we will have suited
- you will have suited
- they will have suited
Toekomende tijd II
- ik zal gedeugd hebben
- jij zult gedeugd hebben
- hij/zij/het zal gedeugd hebben
- wij zullen gedeugd hebben
- jullie zullen gedeugd hebben
- zij zullen gedeugd hebben
Conditional present
- I would suit
- you would suit
- he/she/it would suit
- we would suit
- you would suit
- they would suit
Conditionalis I
- ik zou deugen
- jij zou deugen
- hij/zij/het zou deugen
- wij zouden deugen
- jullie zouden deugen
- zij zouden deugen
Conditional perfect
- I would have suited
- you would have suited
- he/she/it would have suited
- we would have suited
- you would have suited
- they would have suited
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeugd
- jij zou hebben gedeugd
- hij/zij/het zou hebben gedeugd
- wij zouden hebben gedeugd
- jullie zouden hebben gedeugd
- zij zouden hebben gedeugd
Imperative
- you suit
- you suit
Imperatief
- jij deug
- jullie deugt