Vervoeging van temmen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tem
  • jij temt
  • hij/zij/het temt
  • wij temmen
  • jullie temmen
  • zij temmen

Present

  • I tame
  • you tame
  • he/she/it tames
  • we tame
  • you tame
  • they tame

Onvoltooid verleden tijd

  • ik temde
  • jij temde
  • hij/zij/het temde
  • wij temden
  • jullie temden
  • zij temden

Simple past

  • I tamed
  • you tamed
  • he/she/it tamed
  • we tamed
  • you tamed
  • they tamed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getemd
  • jij hebt getemd
  • hij/zij/het heeft getemd
  • wij hebben getemd
  • jullie hebben getemd
  • zij hebben getemd

Present perfect

  • I have tamed
  • you have tamed
  • he/she/it has tamed
  • we have tamed
  • you have tamed
  • they have tamed

Voltooid verleden tijd

  • ik had getemd
  • jij had getemd
  • hij/zij/het had getemd
  • wij hadden getemd
  • jullie hadden getemd
  • zij hadden getemd

Past perfect

  • I had tamed
  • you had tamed
  • he/she/it had tamed
  • we had tamed
  • you had tamed
  • they had tamed

Toekomende tijd I

  • ik zal temmen
  • jij zult temmen
  • hij/zij/het zal temmen
  • wij zullen temmen
  • jullie zullen temmen
  • zij zullen temmen

Future

  • I will tame
  • you will tame
  • he/she/it will tame
  • we will tame
  • you will tame
  • they will tame

Toekomende tijd II

  • ik zal getemd hebben
  • jij zult getemd hebben
  • hij/zij/het zal getemd hebben
  • wij zullen getemd hebben
  • jullie zullen getemd hebben
  • zij zullen getemd hebben

Future perfect

  • I will have tamed
  • you will have tamed
  • he/she/it will have tamed
  • we will have tamed
  • you will have tamed
  • they will have tamed

Conditionalis I

  • ik zou temmen
  • jij zou temmen
  • hij/zij/het zou temmen
  • wij zouden temmen
  • jullie zouden temmen
  • zij zouden temmen

Conditional present

  • I would tame
  • you would tame
  • he/she/it would tame
  • we would tame
  • you would tame
  • they would tame

Conditionalis II

  • ik zou hebben getemd
  • jij zou hebben getemd
  • hij/zij/het zou hebben getemd
  • wij zouden hebben getemd
  • jullie zouden hebben getemd
  • zij zouden hebben getemd

Conditional perfect

  • I would have tamed
  • you would have tamed
  • he/she/it would have tamed
  • we would have tamed
  • you would have tamed
  • they would have tamed

Imperatief

  • jij tem
  • jullie temt

Imperative

  • you tame
  • you tame

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van temmen