Vervoeging van temperen
Onbepaalde wijs (infinitief): temperen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik temper
- jij tempert
- hij/zij/het tempert
- wij temperen
- jullie temperen
- zij temperen
Indicativo presente
- yo mezclo
- tú mezclas
- él/ella mezcla
- nosotros mezclamos
- vosotros mezcláis
- ellos/ellas mezclan
Onvoltooid verleden tijd
- ik temperde
- jij temperde
- hij/zij/het temperde
- wij temperden
- jullie temperden
- zij temperden
Indefinido
- yo mezclé
- tú mezclaste
- él/ella mezcló
- nosotros mezclamos
- vosotros mezclasteis
- ellos/ellas mezclaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getemperd
- jij hebt getemperd
- hij/zij/het heeft getemperd
- wij hebben getemperd
- jullie hebben getemperd
- zij hebben getemperd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he mezclado
- tú has mezclado
- él/ella ha mezclado
- nosotros hemos mezclado
- vosotros habéis mezclado
- ellos/ellas han mezclado
Voltooid verleden tijd
- ik had getemperd
- jij had getemperd
- hij/zij/het had getemperd
- wij hadden getemperd
- jullie hadden getemperd
- zij hadden getemperd
Pluscuamperfecto
- yo había mezclado
- tú habías mezclado
- él/ella había mezclado
- nosotros habíamos mezclado
- vosotros habíais mezclado
- ellos/ellas habían mezclado
Toekomende tijd I
- ik zal temperen
- jij zult temperen
- hij/zij/het zal temperen
- wij zullen temperen
- jullie zullen temperen
- zij zullen temperen
Futuro I
- yo mezclaré
- tú mezclarás
- él/ella mezclará
- nosotros mezclaremos
- vosotros mezclaréis
- ellos/ellas mezclarán
Toekomende tijd II
- ik zal getemperd hebben
- jij zult getemperd hebben
- hij/zij/het zal getemperd hebben
- wij zullen getemperd hebben
- jullie zullen getemperd hebben
- zij zullen getemperd hebben
Futuro perfecto
- yo habré mezclado
- tú habrás mezclado
- él/ella habrá mezclado
- nosotros habremos mezclado
- vosotros habréis mezclado
- ellos/ellas habrán mezclado
Conditionalis I
- ik zou temperen
- jij zou temperen
- hij/zij/het zou temperen
- wij zouden temperen
- jullie zouden temperen
- zij zouden temperen
Condicional
- yo mezclaría
- tú mezclarías
- él/ella mezclaría
- nosotros mezclaríamos
- vosotros mezclaríais
- ellos/ellas mezclarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getemperd
- jij zou hebben getemperd
- hij/zij/het zou hebben getemperd
- wij zouden hebben getemperd
- jullie zouden hebben getemperd
- zij zouden hebben getemperd
Condicional perfecto
- yo habría mezclado
- tú habrías mezclado
- él/ella habría mezclado
- nosotros habríamos mezclado
- vosotros habríais mezclado
- ellos/ellas habrían mezclado
Imperatief
- jij temper
- jullie tempert
Imperativo presente
- tú mezcla
- vosotros mezclad