Vervoeging van terugboeken

Onbepaalde wijs (infinitief): terugboeken

Vertaling: contre-passer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boek terug
  • jij boekt terug
  • hij/zij/het boekt terug
  • wij boeken terug
  • jullie boeken terug
  • zij boeken terug

Présent

  • je contre-passe
  • tu contre-passes
  • il/elle contre-passe
  • nous contre-passons
  • vous contre-passez
  • ils/elles contre-passent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boekte terug
  • jij boekte terug
  • hij/zij/het boekte terug
  • wij boekten terug
  • jullie boekten terug
  • zij boekten terug

Indicatif imparfait

  • je contre-passais
  • tu contre-passais
  • il/elle contre-passait
  • nous contre-passions
  • vous contre-passiez
  • ils/elles contre-passaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb teruggeboekt
  • jij hebt teruggeboekt
  • hij/zij/het heeft teruggeboekt
  • wij hebben teruggeboekt
  • jullie hebben teruggeboekt
  • zij hebben teruggeboekt

Indicatif passé composé

  • j'ai contre-passé
  • tu as contre-passé
  • il/elle a contre-passé
  • nous avons contre-passé
  • vous avez contre-passé
  • ils/elles ont contre-passé

Voltooid verleden tijd

  • ik had teruggeboekt
  • jij had teruggeboekt
  • hij/zij/het had teruggeboekt
  • wij hadden teruggeboekt
  • jullie hadden teruggeboekt
  • zij hadden teruggeboekt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais contre-passé
  • tu avais contre-passé
  • il/elle avait contre-passé
  • nous avions contre-passé
  • vous aviez contre-passé
  • ils/elles avaient contre-passé

Toekomende tijd I

  • ik zal terugboeken
  • jij zult terugboeken
  • hij/zij/het zal terugboeken
  • wij zullen terugboeken
  • jullie zullen terugboeken
  • zij zullen terugboeken

Indicatif futur

  • je contre-passerai
  • tu contre-passeras
  • il/elle contre-passera
  • nous contre-passerons
  • vous contre-passerez
  • ils/elles contre-passeront

Toekomende tijd II

  • ik zal teruggeboekt hebben
  • jij zult teruggeboekt hebben
  • hij/zij/het zal teruggeboekt hebben
  • wij zullen teruggeboekt hebben
  • jullie zullen teruggeboekt hebben
  • zij zullen teruggeboekt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai contre-passé
  • tu auras contre-passé
  • il/elle aura contre-passé
  • nous aurons contre-passé
  • vous aurez contre-passé
  • ils/elles auront contre-passé

Conditionalis I

  • ik zou terugboeken
  • jij zou terugboeken
  • hij/zij/het zou terugboeken
  • wij zouden terugboeken
  • jullie zouden terugboeken
  • zij zouden terugboeken

Conditionnel présent

  • je contre-passerais
  • tu contre-passerais
  • il/elle contre-passerait
  • nous contre-passerions
  • vous contre-passeriez
  • ils/elles contre-passeraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben teruggeboekt
  • jij zou hebben teruggeboekt
  • hij/zij/het zou hebben teruggeboekt
  • wij zouden hebben teruggeboekt
  • jullie zouden hebben teruggeboekt
  • zij zouden hebben teruggeboekt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais contre-passé
  • tu aurais contre-passé
  • il/elle aurait contre-passé
  • nous aurions contre-passé
  • vous auriez contre-passé
  • ils/elles auraient contre-passé

Imperatief

  • jij boek terug
  • jullie boekt terug

Impératif

  • tu contre-passe
  • vous contre-passez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van terugboeken