Vervoeging van terugvinden

Onbepaalde wijs (infinitief): terugvinden

Vertaling: anerkennen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vind terug
  • jij vindt terug
  • hij/zij/het vindt terug
  • wij vinden terug
  • jullie vinden terug
  • zij vinden terug

Präsens Indikativ

  • ich erkenne an
  • du erkennst an
  • er/sie/es erkennt an
  • wir erkennen an
  • ihr erkennt an
  • sie erkennen an

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vond terug
  • jij vond terug
  • hij/zij/het vond terug
  • wij vonden terug
  • jullie vonden terug
  • zij vonden terug

Präteritum Indikativ

  • ich erkannte an
  • du erkanntest an
  • er/sie/es erkannte an
  • wir erkannten an
  • ihr erkanntet an
  • sie erkannten an

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb teruggevonden
  • jij hebt teruggevonden
  • hij/zij/het heeft teruggevonden
  • wij hebben teruggevonden
  • jullie hebben teruggevonden
  • zij hebben teruggevonden

Perfekt Indikativ

  • ich habe anerkannt
  • du hast anerkannt
  • er/sie/es hat anerkannt
  • wir haben anerkannt
  • ihr habt anerkannt
  • sie haben anerkannt

Voltooid verleden tijd

  • ik had teruggevonden
  • jij had teruggevonden
  • hij/zij/het had teruggevonden
  • wij hadden teruggevonden
  • jullie hadden teruggevonden
  • zij hadden teruggevonden

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte anerkannt
  • du hattest anerkannt
  • er/sie/es hatte anerkannt
  • wir hatten anerkannt
  • ihr hattet anerkannt
  • sie hatten anerkannt

Toekomende tijd I

  • ik zal terugvinden
  • jij zult terugvinden
  • hij/zij/het zal terugvinden
  • wij zullen terugvinden
  • jullie zullen terugvinden
  • zij zullen terugvinden

Futur I Indikativ

  • ich werde anerkennen
  • du wirst anerkennen
  • er/sie/es wird anerkennen
  • wir werden anerkennen
  • ihr werdet anerkennen
  • sie werden anerkennen

Toekomende tijd II

  • ik zal teruggevonden hebben
  • jij zult teruggevonden hebben
  • hij/zij/het zal teruggevonden hebben
  • wij zullen teruggevonden hebben
  • jullie zullen teruggevonden hebben
  • zij zullen teruggevonden hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde anerkannt haben
  • du wirst anerkannt haben
  • er/sie/es wird anerkannt haben
  • wir werden anerkannt haben
  • ihr werdet anerkannt haben
  • sie werden anerkannt haben

Conditionalis I

  • ik zou terugvinden
  • jij zou terugvinden
  • hij/zij/het zou terugvinden
  • wij zouden terugvinden
  • jullie zouden terugvinden
  • zij zouden terugvinden

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde anerkennen
  • du würdest anerkennen
  • er/sie/es würde anerkennen
  • wir würden anerkennen
  • ihr würdet anerkennen
  • sie würden anerkennen

Conditionalis II

  • ik zou hebben teruggevonden
  • jij zou hebben teruggevonden
  • hij/zij/het zou hebben teruggevonden
  • wij zouden hebben teruggevonden
  • jullie zouden hebben teruggevonden
  • zij zouden hebben teruggevonden

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde anerkannt haben
  • du würdest anerkannt haben
  • er/sie/es würde anerkannt haben
  • wir würden anerkannt haben
  • ihr würdet anerkannt haben
  • sie würden anerkannt haben

Imperatief

  • jij vind terug
  • jullie vindt terug

Imperativ

  • du erkenne an
  • ihr erkennt an

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van terugvinden