Vervoeging van thuisbankieren

Onbepaalde wijs (infinitief): thuisbankieren

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bankier thuis
    • jij bankiert thuis
    • hij/zij/het bankiert thuis
    • wij bankieren thuis
    • jullie bankieren thuis
    • zij bankieren thuis
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bankierde thuis
    • jij bankierde thuis
    • hij/zij/het bankierde thuis
    • wij bankierden thuis
    • jullie bankierden thuis
    • zij bankierden thuis
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb thuisgebankierd
    • jij hebt thuisgebankierd
    • hij/zij/het heeft thuisgebankierd
    • wij hebben thuisgebankierd
    • jullie hebben thuisgebankierd
    • zij hebben thuisgebankierd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had thuisgebankierd
    • jij had thuisgebankierd
    • hij/zij/het had thuisgebankierd
    • wij hadden thuisgebankierd
    • jullie hadden thuisgebankierd
    • zij hadden thuisgebankierd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal thuisbankieren
    • jij zult thuisbankieren
    • hij/zij/het zal thuisbankieren
    • wij zullen thuisbankieren
    • jullie zullen thuisbankieren
    • zij zullen thuisbankieren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal thuisgebankierd hebben
    • jij zult thuisgebankierd hebben
    • hij/zij/het zal thuisgebankierd hebben
    • wij zullen thuisgebankierd hebben
    • jullie zullen thuisgebankierd hebben
    • zij zullen thuisgebankierd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou thuisbankieren
    • jij zou thuisbankieren
    • hij/zij/het zou thuisbankieren
    • wij zouden thuisbankieren
    • jullie zouden thuisbankieren
    • zij zouden thuisbankieren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben thuisgebankierd
    • jij zou hebben thuisgebankierd
    • hij/zij/het zou hebben thuisgebankierd
    • wij zouden hebben thuisgebankierd
    • jullie zouden hebben thuisgebankierd
    • zij zouden hebben thuisgebankierd
  • Imperatief

    • jij bankier thuis
    • jullie bankiert thuis