Vervoeging van tjilpen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het tjilpt
  • zij tjilpen

Present

  • he/she/it peeps
  • they peep

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het tjilpte
  • zij tjilpten

Simple past

  • he/she/it peeped
  • they peeped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft getjilpt
  • zij hebben getjilpt

Present perfect

  • he/she/it has peeped
  • they have peeped

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had getjilpt
  • zij hadden getjilpt

Past perfect

  • he/she/it had peeped
  • they had peeped

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal tjilpen
  • zij zult tjilpen

Future

  • he/she/it will peep
  • they will peep

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal getjilpt hebben
  • zij zult getjilpt hebben

Future perfect

  • he/she/it will have peeped
  • they will have peeped

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal tjilpen
  • zij zullen tjilpen

Conditional present

  • he/she/it would peep
  • they would peep

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben getjilpt
  • zij zullen hebben getjilpt

Conditional perfect

  • he/she/it would have peeped
  • they would have peeped

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tjilpen