Vervoeging van torment
Onbepaalde wijs (infinitief): to torment
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it torments
- they torment
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het teistert
- zij teisteren
Simple past
- he/she/it tormented
- they tormented
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het teisterde
- zij teisterden
Present perfect
- he/she/it has tormented
- they have tormented
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geteisterd
- zij hebben geteisterd
Past perfect
- he/she/it had tormented
- they had tormented
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geteisterd
- zij hadden geteisterd
Future
- he/she/it will torment
- they will torment
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal teisteren
- zij zult teisteren
Future perfect
- he/she/it will have tormented
- they will have tormented
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geteisterd hebben
- zij zult geteisterd hebben
Conditional present
- he/she/it would torment
- they would torment
Conditionalis I
- hij/zij/het zal teisteren
- zij zullen teisteren
Conditional perfect
- he/she/it would have tormented
- they would have tormented
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geteisterd
- zij zullen hebben geteisterd