Vervoeging van touch
Onbepaalde wijs (infinitief): to touch
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it touches
- they touch
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het belangt aan
- zij belangen aan
Simple past
- he/she/it touched
- they touched
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het belangde aan
- zij belangden aan
Present perfect
- he/she/it has touched
- they have touched
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aanbelangd
- zij hebben aanbelangd
Past perfect
- he/she/it had touched
- they had touched
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aanbelangd
- zij hadden aanbelangd
Future
- he/she/it will touch
- they will touch
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zult aanbelangen
Future perfect
- he/she/it will have touched
- they will have touched
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aanbelangd hebben
- zij zult aanbelangd hebben
Conditional present
- he/she/it would touch
- they would touch
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zullen aanbelangen
Conditional perfect
- he/she/it would have touched
- they would have touched
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aanbelangd
- zij zullen hebben aanbelangd