Vervoeging van treffen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tref
- jij treft
- hij/zij/het treft
- wij treffen
- jullie treffen
- zij treffen
Indicativo presente
- yo topo
- tú topas
- él/ella topa
- nosotros topamos
- vosotros topáis
- ellos/ellas topan
Onvoltooid verleden tijd
- ik trof
- jij trof
- hij/zij/het trof
- wij troffen
- jullie troffen
- zij troffen
Indefinido
- yo topé
- tú topaste
- él/ella topó
- nosotros topamos
- vosotros topasteis
- ellos/ellas toparon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getroffen
- jij hebt getroffen
- hij/zij/het heeft getroffen
- wij hebben getroffen
- jullie hebben getroffen
- zij hebben getroffen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he topado
- tú has topado
- él/ella ha topado
- nosotros hemos topado
- vosotros habéis topado
- ellos/ellas han topado
Voltooid verleden tijd
- ik had getroffen
- jij had getroffen
- hij/zij/het had getroffen
- wij hadden getroffen
- jullie hadden getroffen
- zij hadden getroffen
Pluscuamperfecto
- yo había topado
- tú habías topado
- él/ella había topado
- nosotros habíamos topado
- vosotros habíais topado
- ellos/ellas habían topado
Toekomende tijd I
- ik zal treffen
- jij zult treffen
- hij/zij/het zal treffen
- wij zullen treffen
- jullie zullen treffen
- zij zullen treffen
Futuro I
- yo toparé
- tú toparás
- él/ella topará
- nosotros toparemos
- vosotros toparéis
- ellos/ellas toparán
Toekomende tijd II
- ik zal getroffen hebben
- jij zult getroffen hebben
- hij/zij/het zal getroffen hebben
- wij zullen getroffen hebben
- jullie zullen getroffen hebben
- zij zullen getroffen hebben
Futuro perfecto
- yo habré topado
- tú habrás topado
- él/ella habrá topado
- nosotros habremos topado
- vosotros habréis topado
- ellos/ellas habrán topado
Conditionalis I
- ik zou treffen
- jij zou treffen
- hij/zij/het zou treffen
- wij zouden treffen
- jullie zouden treffen
- zij zouden treffen
Condicional
- yo toparía
- tú toparías
- él/ella toparía
- nosotros toparíamos
- vosotros toparíais
- ellos/ellas toparían
Conditionalis II
- ik zou hebben getroffen
- jij zou hebben getroffen
- hij/zij/het zou hebben getroffen
- wij zouden hebben getroffen
- jullie zouden hebben getroffen
- zij zouden hebben getroffen
Condicional perfecto
- yo habría topado
- tú habrías topado
- él/ella habría topado
- nosotros habríamos topado
- vosotros habríais topado
- ellos/ellas habrían topado
Imperatief
- jij tref
- jullie treft
Imperativo presente
- tú topa
- vosotros topad