Vervoeging van trekken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik trek
- jij trekt
- hij/zij/het trekt
- wij trekken
- jullie trekken
- zij trekken
Indicativo presente
- yo halo
- tú halas
- él/ella hala
- nosotros halamos
- vosotros haláis
- ellos/ellas halan
Onvoltooid verleden tijd
- ik trok
- jij trok
- hij/zij/het trok
- wij trokken
- jullie trokken
- zij trokken
Indefinido
- yo halé
- tú halaste
- él/ella haló
- nosotros halamos
- vosotros halasteis
- ellos/ellas halaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getrokken
- jij hebt getrokken
- hij/zij/het heeft getrokken
- wij hebben getrokken
- jullie hebben getrokken
- zij hebben getrokken
Pretérito perfecto compuesto
- yo he halado
- tú has halado
- él/ella ha halado
- nosotros hemos halado
- vosotros habéis halado
- ellos/ellas han halado
Voltooid verleden tijd
- ik had getrokken
- jij had getrokken
- hij/zij/het had getrokken
- wij hadden getrokken
- jullie hadden getrokken
- zij hadden getrokken
Pluscuamperfecto
- yo había halado
- tú habías halado
- él/ella había halado
- nosotros habíamos halado
- vosotros habíais halado
- ellos/ellas habían halado
Toekomende tijd I
- ik zal trekken
- jij zult trekken
- hij/zij/het zal trekken
- wij zullen trekken
- jullie zullen trekken
- zij zullen trekken
Futuro I
- yo halaré
- tú halarás
- él/ella halará
- nosotros halaremos
- vosotros halaréis
- ellos/ellas halarán
Toekomende tijd II
- ik zal getrokken hebben
- jij zult getrokken hebben
- hij/zij/het zal getrokken hebben
- wij zullen getrokken hebben
- jullie zullen getrokken hebben
- zij zullen getrokken hebben
Futuro perfecto
- yo habré halado
- tú habrás halado
- él/ella habrá halado
- nosotros habremos halado
- vosotros habréis halado
- ellos/ellas habrán halado
Conditionalis I
- ik zou trekken
- jij zou trekken
- hij/zij/het zou trekken
- wij zouden trekken
- jullie zouden trekken
- zij zouden trekken
Condicional
- yo halaría
- tú halarías
- él/ella halaría
- nosotros halaríamos
- vosotros halaríais
- ellos/ellas halarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getrokken
- jij zou hebben getrokken
- hij/zij/het zou hebben getrokken
- wij zouden hebben getrokken
- jullie zouden hebben getrokken
- zij zouden hebben getrokken
Condicional perfecto
- yo habría halado
- tú habrías halado
- él/ella habría halado
- nosotros habríamos halado
- vosotros habríais halado
- ellos/ellas habrían halado
Imperatief
- jij trek
- jullie trekt
Imperativo presente
- tú hala
- vosotros halad