Engels
Nederlands
Present
- I trim
- you trim
- he/she/it trims
- we trim
- you trim
- they trim
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verkort
- jij verkort
- hij/zij/het verkort
- wij verkorten
- jullie verkorten
- zij verkorten
Simple past
- I trimmed
- you trimmed
- he/she/it trimmed
- we trimmed
- you trimmed
- they trimmed
Onvoltooid verleden tijd
- ik verkortte
- jij verkortte
- hij/zij/het verkortte
- wij verkortten
- jullie verkortten
- zij verkortten
Present perfect
- I have trimmed
- you have trimmed
- he/she/it has trimmed
- we have trimmed
- you have trimmed
- they have trimmed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verkort
- jij hebt verkort
- hij/zij/het heeft verkort
- wij hebben verkort
- jullie hebben verkort
- zij hebben verkort
Past perfect
- I had trimmed
- you had trimmed
- he/she/it had trimmed
- we had trimmed
- you had trimmed
- they had trimmed
Voltooid verleden tijd
- ik had verkort
- jij had verkort
- hij/zij/het had verkort
- wij hadden verkort
- jullie hadden verkort
- zij hadden verkort
Future
- I will trim
- you will trim
- he/she/it will trim
- we will trim
- you will trim
- they will trim
Toekomende tijd I
- ik zal verkorten
- jij zult verkorten
- hij/zij/het zal verkorten
- wij zullen verkorten
- jullie zullen verkorten
- zij zullen verkorten
Future perfect
- I will have trimmed
- you will have trimmed
- he/she/it will have trimmed
- we will have trimmed
- you will have trimmed
- they will have trimmed
Toekomende tijd II
- ik zal verkort hebben
- jij zult verkort hebben
- hij/zij/het zal verkort hebben
- wij zullen verkort hebben
- jullie zullen verkort hebben
- zij zullen verkort hebben
Conditional present
- I would trim
- you would trim
- he/she/it would trim
- we would trim
- you would trim
- they would trim
Conditionalis I
- ik zou verkorten
- jij zou verkorten
- hij/zij/het zou verkorten
- wij zouden verkorten
- jullie zouden verkorten
- zij zouden verkorten
Conditional perfect
- I would have trimmed
- you would have trimmed
- he/she/it would have trimmed
- we would have trimmed
- you would have trimmed
- they would have trimmed
Conditionalis II
- ik zou hebben verkort
- jij zou hebben verkort
- hij/zij/het zou hebben verkort
- wij zouden hebben verkort
- jullie zouden hebben verkort
- zij zouden hebben verkort
Imperative
- you trim
- you trim
Imperatief
- jij verkort
- jullie verkort