Vervoeging van uitklappen

Onbepaalde wijs (infinitief): uitklappen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik klap uit
    • jij klapt uit
    • hij/zij/het klapt uit
    • wij klappen uit
    • jullie klappen uit
    • zij klappen uit
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik klapte uit
    • jij klapte uit
    • hij/zij/het klapte uit
    • wij klapten uit
    • jullie klapten uit
    • zij klapten uit
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb uitgeklapt
    • jij hebt uitgeklapt
    • hij/zij/het heeft uitgeklapt
    • wij hebben uitgeklapt
    • jullie hebben uitgeklapt
    • zij hebben uitgeklapt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had uitgeklapt
    • jij had uitgeklapt
    • hij/zij/het had uitgeklapt
    • wij hadden uitgeklapt
    • jullie hadden uitgeklapt
    • zij hadden uitgeklapt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal uitklappen
    • jij zult uitklappen
    • hij/zij/het zal uitklappen
    • wij zullen uitklappen
    • jullie zullen uitklappen
    • zij zullen uitklappen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal uitgeklapt hebben
    • jij zult uitgeklapt hebben
    • hij/zij/het zal uitgeklapt hebben
    • wij zullen uitgeklapt hebben
    • jullie zullen uitgeklapt hebben
    • zij zullen uitgeklapt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou uitklappen
    • jij zou uitklappen
    • hij/zij/het zou uitklappen
    • wij zouden uitklappen
    • jullie zouden uitklappen
    • zij zouden uitklappen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben uitgeklapt
    • jij zou hebben uitgeklapt
    • hij/zij/het zou hebben uitgeklapt
    • wij zouden hebben uitgeklapt
    • jullie zouden hebben uitgeklapt
    • zij zouden hebben uitgeklapt
  • Imperatief

    • jij klap uit
    • jullie klapt uit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitklappen