Vervoeging van uitleveren

Onbepaalde wijs (infinitief): uitleveren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lever uit
  • jij levert uit
  • hij/zij/het levert uit
  • wij leveren uit
  • jullie leveren uit
  • zij leveren uit

Present

  • I extradite
  • you extradite
  • he/she/it extradites
  • we extradite
  • you extradite
  • they extradite

Onvoltooid verleden tijd

  • ik leverde uit
  • jij leverde uit
  • hij/zij/het leverde uit
  • wij leverden uit
  • jullie leverden uit
  • zij leverden uit

Simple past

  • I extradited
  • you extradited
  • he/she/it extradited
  • we extradited
  • you extradited
  • they extradited

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeleverd
  • jij hebt uitgeleverd
  • hij/zij/het heeft uitgeleverd
  • wij hebben uitgeleverd
  • jullie hebben uitgeleverd
  • zij hebben uitgeleverd

Present perfect

  • I have extradited
  • you have extradited
  • he/she/it has extradited
  • we have extradited
  • you have extradited
  • they have extradited

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeleverd
  • jij had uitgeleverd
  • hij/zij/het had uitgeleverd
  • wij hadden uitgeleverd
  • jullie hadden uitgeleverd
  • zij hadden uitgeleverd

Past perfect

  • I had extradited
  • you had extradited
  • he/she/it had extradited
  • we had extradited
  • you had extradited
  • they had extradited

Toekomende tijd I

  • ik zal uitleveren
  • jij zult uitleveren
  • hij/zij/het zal uitleveren
  • wij zullen uitleveren
  • jullie zullen uitleveren
  • zij zullen uitleveren

Future

  • I will extradite
  • you will extradite
  • he/she/it will extradite
  • we will extradite
  • you will extradite
  • they will extradite

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeleverd hebben
  • jij zult uitgeleverd hebben
  • hij/zij/het zal uitgeleverd hebben
  • wij zullen uitgeleverd hebben
  • jullie zullen uitgeleverd hebben
  • zij zullen uitgeleverd hebben

Future perfect

  • I will have extradited
  • you will have extradited
  • he/she/it will have extradited
  • we will have extradited
  • you will have extradited
  • they will have extradited

Conditionalis I

  • ik zou uitleveren
  • jij zou uitleveren
  • hij/zij/het zou uitleveren
  • wij zouden uitleveren
  • jullie zouden uitleveren
  • zij zouden uitleveren

Conditional present

  • I would extradite
  • you would extradite
  • he/she/it would extradite
  • we would extradite
  • you would extradite
  • they would extradite

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeleverd
  • jij zou hebben uitgeleverd
  • hij/zij/het zou hebben uitgeleverd
  • wij zouden hebben uitgeleverd
  • jullie zouden hebben uitgeleverd
  • zij zouden hebben uitgeleverd

Conditional perfect

  • I would have extradited
  • you would have extradited
  • he/she/it would have extradited
  • we would have extradited
  • you would have extradited
  • they would have extradited

Imperatief

  • jij lever uit
  • jullie levert uit

Imperative

  • you extradite
  • you extradite

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitleveren