Vervoeging van uprise
Onbepaalde wijs (infinitief): to uprise
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it uprises
- they uprise
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het wortelt
- zij wortelen
Simple past
- he/she/it uprose
- they uprose
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het wortelde
- zij wortelden
Present perfect
- he/she/it has uprisen
- they have uprisen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geworteld
- zij zijn geworteld
Past perfect
- he/she/it had uprisen
- they had uprisen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geworteld
- zij waren geworteld
Future
- he/she/it will uprise
- they will uprise
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal wortelen
- zij zult wortelen
Future perfect
- he/she/it will have uprisen
- they will have uprisen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geworteld zijn
- zij zult geworteld zijn
Conditional present
- he/she/it would uprise
- they would uprise
Conditionalis I
- hij/zij/het zal wortelen
- zij zullen wortelen
Conditional perfect
- he/she/it would have uprisen
- they would have uprisen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn geworteld
- zij zullen zijn geworteld