Vervoeging van usurp

Engels

Nederlands

Present

  • I usurp
  • you usurp
  • he/she/it usurps
  • we usurp
  • you usurp
  • they usurp

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik eigen toe
  • jij eigent toe
  • hij/zij/het eigent toe
  • wij eigenen toe
  • jullie eigenen toe
  • zij eigenen toe

Simple past

  • I usurped
  • you usurped
  • he/she/it usurped
  • we usurped
  • you usurped
  • they usurped

Onvoltooid verleden tijd

  • ik eigende toe
  • jij eigende toe
  • hij/zij/het eigende toe
  • wij eigenden toe
  • jullie eigenden toe
  • zij eigenden toe

Present perfect

  • I have usurped
  • you have usurped
  • he/she/it has usurped
  • we have usurped
  • you have usurped
  • they have usurped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegeëigend
  • jij hebt toegeëigend
  • hij/zij/het heeft toegeëigend
  • wij hebben toegeëigend
  • jullie hebben toegeëigend
  • zij hebben toegeëigend

Past perfect

  • I had usurped
  • you had usurped
  • he/she/it had usurped
  • we had usurped
  • you had usurped
  • they had usurped

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegeëigend
  • jij had toegeëigend
  • hij/zij/het had toegeëigend
  • wij hadden toegeëigend
  • jullie hadden toegeëigend
  • zij hadden toegeëigend

Future

  • I will usurp
  • you will usurp
  • he/she/it will usurp
  • we will usurp
  • you will usurp
  • they will usurp

Toekomende tijd I

  • ik zal toeëigenen
  • jij zult toeëigenen
  • hij/zij/het zal toeëigenen
  • wij zullen toeëigenen
  • jullie zullen toeëigenen
  • zij zullen toeëigenen

Future perfect

  • I will have usurped
  • you will have usurped
  • he/she/it will have usurped
  • we will have usurped
  • you will have usurped
  • they will have usurped

Toekomende tijd II

  • ik zal toegeëigend hebben
  • jij zult toegeëigend hebben
  • hij/zij/het zal toegeëigend hebben
  • wij zullen toegeëigend hebben
  • jullie zullen toegeëigend hebben
  • zij zullen toegeëigend hebben

Conditional present

  • I would usurp
  • you would usurp
  • he/she/it would usurp
  • we would usurp
  • you would usurp
  • they would usurp

Conditionalis I

  • ik zou toeëigenen
  • jij zou toeëigenen
  • hij/zij/het zou toeëigenen
  • wij zouden toeëigenen
  • jullie zouden toeëigenen
  • zij zouden toeëigenen

Conditional perfect

  • I would have usurped
  • you would have usurped
  • he/she/it would have usurped
  • we would have usurped
  • you would have usurped
  • they would have usurped

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegeëigend
  • jij zou hebben toegeëigend
  • hij/zij/het zou hebben toegeëigend
  • wij zouden hebben toegeëigend
  • jullie zouden hebben toegeëigend
  • zij zouden hebben toegeëigend

Imperative

  • you usurp
  • you usurp

Imperatief

  • jij eigen toe
  • jullie eigent toe

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van usurp