Vervoeging van vellen

Onbepaalde wijs (infinitief): vellen

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: to voice

12 alternatieve vertalingen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vel
  • jij velt
  • hij/zij/het velt
  • wij vellen
  • jullie vellen
  • zij vellen

Present

  • I voice
  • you voice
  • he/she/it voices
  • we voice
  • you voice
  • they voice

Onvoltooid verleden tijd

  • ik velde
  • jij velde
  • hij/zij/het velde
  • wij velden
  • jullie velden
  • zij velden

Simple past

  • I voiced
  • you voiced
  • he/she/it voiced
  • we voiced
  • you voiced
  • they voiced

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geveld
  • jij hebt geveld
  • hij/zij/het heeft geveld
  • wij hebben geveld
  • jullie hebben geveld
  • zij hebben geveld

Present perfect

  • I have voiced
  • you have voiced
  • he/she/it has voiced
  • we have voiced
  • you have voiced
  • they have voiced

Voltooid verleden tijd

  • ik had geveld
  • jij had geveld
  • hij/zij/het had geveld
  • wij hadden geveld
  • jullie hadden geveld
  • zij hadden geveld

Past perfect

  • I had voiced
  • you had voiced
  • he/she/it had voiced
  • we had voiced
  • you had voiced
  • they had voiced

Toekomende tijd I

  • ik zal vellen
  • jij zult vellen
  • hij/zij/het zal vellen
  • wij zullen vellen
  • jullie zullen vellen
  • zij zullen vellen

Future

  • I will voice
  • you will voice
  • he/she/it will voice
  • we will voice
  • you will voice
  • they will voice

Toekomende tijd II

  • ik zal geveld hebben
  • jij zult geveld hebben
  • hij/zij/het zal geveld hebben
  • wij zullen geveld hebben
  • jullie zullen geveld hebben
  • zij zullen geveld hebben

Future perfect

  • I will have voiced
  • you will have voiced
  • he/she/it will have voiced
  • we will have voiced
  • you will have voiced
  • they will have voiced

Conditionalis I

  • ik zou vellen
  • jij zou vellen
  • hij/zij/het zou vellen
  • wij zouden vellen
  • jullie zouden vellen
  • zij zouden vellen

Conditional present

  • I would voice
  • you would voice
  • he/she/it would voice
  • we would voice
  • you would voice
  • they would voice

Conditionalis II

  • ik zou hebben geveld
  • jij zou hebben geveld
  • hij/zij/het zou hebben geveld
  • wij zouden hebben geveld
  • jullie zouden hebben geveld
  • zij zouden hebben geveld

Conditional perfect

  • I would have voiced
  • you would have voiced
  • he/she/it would have voiced
  • we would have voiced
  • you would have voiced
  • they would have voiced

Imperatief

  • jij vel
  • jullie velt

Imperative

  • you voice
  • you voice