Vervoeging van verantwoorden

Onbepaalde wijs (infinitief): verantwoorden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verantwoord
  • jij verantwoordt
  • hij/zij/het verantwoordt
  • wij verantwoorden
  • jullie verantwoorden
  • zij verantwoorden

Present

  • I warrant
  • you warrant
  • he/she/it warrants
  • we warrant
  • you warrant
  • they warrant

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verantwoordde
  • jij verantwoordde
  • hij/zij/het verantwoordde
  • wij verantwoordden
  • jullie verantwoordden
  • zij verantwoordden

Simple past

  • I warranted
  • you warranted
  • he/she/it warranted
  • we warranted
  • you warranted
  • they warranted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verantwoord
  • jij hebt verantwoord
  • hij/zij/het heeft verantwoord
  • wij hebben verantwoord
  • jullie hebben verantwoord
  • zij hebben verantwoord

Present perfect

  • I have warranted
  • you have warranted
  • he/she/it has warranted
  • we have warranted
  • you have warranted
  • they have warranted

Voltooid verleden tijd

  • ik had verantwoord
  • jij had verantwoord
  • hij/zij/het had verantwoord
  • wij hadden verantwoord
  • jullie hadden verantwoord
  • zij hadden verantwoord

Past perfect

  • I had warranted
  • you had warranted
  • he/she/it had warranted
  • we had warranted
  • you had warranted
  • they had warranted

Toekomende tijd I

  • ik zal verantwoorden
  • jij zult verantwoorden
  • hij/zij/het zal verantwoorden
  • wij zullen verantwoorden
  • jullie zullen verantwoorden
  • zij zullen verantwoorden

Future

  • I will warrant
  • you will warrant
  • he/she/it will warrant
  • we will warrant
  • you will warrant
  • they will warrant

Toekomende tijd II

  • ik zal verantwoord hebben
  • jij zult verantwoord hebben
  • hij/zij/het zal verantwoord hebben
  • wij zullen verantwoord hebben
  • jullie zullen verantwoord hebben
  • zij zullen verantwoord hebben

Future perfect

  • I will have warranted
  • you will have warranted
  • he/she/it will have warranted
  • we will have warranted
  • you will have warranted
  • they will have warranted

Conditionalis I

  • ik zou verantwoorden
  • jij zou verantwoorden
  • hij/zij/het zou verantwoorden
  • wij zouden verantwoorden
  • jullie zouden verantwoorden
  • zij zouden verantwoorden

Conditional present

  • I would warrant
  • you would warrant
  • he/she/it would warrant
  • we would warrant
  • you would warrant
  • they would warrant

Conditionalis II

  • ik zou hebben verantwoord
  • jij zou hebben verantwoord
  • hij/zij/het zou hebben verantwoord
  • wij zouden hebben verantwoord
  • jullie zouden hebben verantwoord
  • zij zouden hebben verantwoord

Conditional perfect

  • I would have warranted
  • you would have warranted
  • he/she/it would have warranted
  • we would have warranted
  • you would have warranted
  • they would have warranted

Imperatief

  • jij verantwoord
  • jullie verantwoordt

Imperative

  • you warrant
  • you warrant

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verantwoorden