Vervoeging van verdienen
Onbepaalde wijs (infinitief): verdienen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdien
- jij verdient
- hij/zij/het verdient
- wij verdienen
- jullie verdienen
- zij verdienen
Präsens Indikativ
- ich verdiene
- du verdienst
- er/sie/es verdient
- wir verdienen
- ihr verdient
- sie verdienen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdiende
- jij verdiende
- hij/zij/het verdiende
- wij verdienden
- jullie verdienden
- zij verdienden
Präteritum Indikativ
- ich verdiente
- du verdientest
- er/sie/es verdiente
- wir verdienten
- ihr verdientet
- sie verdienten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdiend
- jij hebt verdiend
- hij/zij/het heeft verdiend
- wij hebben verdiend
- jullie hebben verdiend
- zij hebben verdiend
Perfekt Indikativ
- ich habe verdient
- du hast verdient
- er/sie/es hat verdient
- wir haben verdient
- ihr habt verdient
- sie haben verdient
Voltooid verleden tijd
- ik had verdiend
- jij had verdiend
- hij/zij/het had verdiend
- wij hadden verdiend
- jullie hadden verdiend
- zij hadden verdiend
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verdient
- du hattest verdient
- er/sie/es hatte verdient
- wir hatten verdient
- ihr hattet verdient
- sie hatten verdient
Toekomende tijd I
- ik zal verdienen
- jij zult verdienen
- hij/zij/het zal verdienen
- wij zullen verdienen
- jullie zullen verdienen
- zij zullen verdienen
Futur I Indikativ
- ich werde verdienen
- du wirst verdienen
- er/sie/es wird verdienen
- wir werden verdienen
- ihr werdet verdienen
- sie werden verdienen
Toekomende tijd II
- ik zal verdiend hebben
- jij zult verdiend hebben
- hij/zij/het zal verdiend hebben
- wij zullen verdiend hebben
- jullie zullen verdiend hebben
- zij zullen verdiend hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verdient haben
- du wirst verdient haben
- er/sie/es wird verdient haben
- wir werden verdient haben
- ihr werdet verdient haben
- sie werden verdient haben
Conditionalis I
- ik zou verdienen
- jij zou verdienen
- hij/zij/het zou verdienen
- wij zouden verdienen
- jullie zouden verdienen
- zij zouden verdienen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verdienen
- du würdest verdienen
- er/sie/es würde verdienen
- wir würden verdienen
- ihr würdet verdienen
- sie würden verdienen
Conditionalis II
- ik zou hebben verdiend
- jij zou hebben verdiend
- hij/zij/het zou hebben verdiend
- wij zouden hebben verdiend
- jullie zouden hebben verdiend
- zij zouden hebben verdiend
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verdient haben
- du würdest verdient haben
- er/sie/es würde verdient haben
- wir würden verdient haben
- ihr würdet verdient haben
- sie würden verdient haben
Imperatief
- jij verdien
- jullie verdient
Imperativ
- du verdien(e)
- ihr verdient