Vervoeging van verergeren

Onbepaalde wijs (infinitief): verergeren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verergert
  • zij verergeren

Présent

  • il/elle amplifie
  • ils/elles amplifient

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verergerde
  • zij verergerden

Indicatif imparfait

  • il/elle amplifiait
  • ils/elles amplifiaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verergerd
  • zij hebben verergerd

Indicatif passé composé

  • il/elle a amplifié
  • ils/elles ont amplifié

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verergerd
  • zij hadden verergerd

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait amplifié
  • ils/elles avaient amplifié

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verergeren
  • zij zult verergeren

Indicatif futur

  • il/elle amplifiera
  • ils/elles amplifieront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verergerd hebben
  • zij zult verergerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura amplifié
  • ils/elles auront amplifié

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verergeren
  • zij zullen verergeren

Conditionnel présent

  • il/elle amplifierait
  • ils/elles amplifieraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verergerd
  • zij zullen hebben verergerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait amplifié
  • ils/elles auraient amplifié

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verergeren